1. Vreemd. |
Stappen op de loopplank
stappen van een ander
Nu een onbekende, wie weet
straks een vrouw, een vriend
De blik bij de passage
de oogopslag, de hoofdknik
De blik van een ontheemde
die als iedereen
juist een thuis verdient
Veemd is de wereld
Vreemd is het leven
Vreemd zijn de mensen
Vreemder nog ben ik
Vreemd is de wereld
Vreemd is de liefde
Vreemd zijn de mensen
Vreemd zijn jij en ik
De wind kraakt in de touwen
Zware wolken razen over waar
geharde oude liefde door
een nieuwe wordt gestriemd
Later werd het zomer
voor de dromers op de loopplank
De wereld was veranderd
de oogopslag een kus
de blik niet meer ontheemd
SPIEGELMONSTER
Het monster in de spiegel met het scheerschuim op zijn kaken
de ontij in zijn ogen van de spoken van de nacht
Het monster in de spiegel met zijn bloeddoorlopen ogen
de ogen van mijn moeder, blik van zwakte, blik van kracht
De duivel op mijn hielen
Mijn allerwreedste vijand
maar ook mijn
allerbeste vriend
Het monster in de spiegel overdenkt zijn zonden
likt zijn verse wonden, kijkt me somber aan
Het monster in de spiegel, traag schraapt hij zijn kaken
als hij bukt moet hij haast braken, daarom blijft hij rechtop staan
Het monster in de spiegel, het straalt van onvermogen
de blik in zijn ogen heeft hij al te vaak gezien
Want het is wachten, wachten, wachten, ooit zal het monster lachen
Ik kijk somber in de spiegel en het monster telt tot tien
En dan denk ik aan de mensen, geliefden en getrouwen
vrienden en vrouwen die warmte willen zien
WE
WETEN NIETS VAN DE SOLDAAT
We weten niets van de soldaat
Zit hij in zijn schuttersput
duizend mijlen ver van huis
dicht bij vijandelijk geschut
We weten niets van de soldaat
en we willen ook niets weten
We weten niets van de soldaat
Ze heten Edwin of Marjan
Ze sterven ergens in het veld
in de hitte van de strijd
Dan de vlag over hen heen
We weten niets van de soldaat
en we willen ook niets weten
We weten niets van de soldaat
hij wordt betaald voor zijn angst
hij wordt betaald voor zijn bloed
we betalen voor zijn dood
we betalen voor zijn moed
We weten niets van de soldaat
en we willen ook niets weten
We weten niets van de soldaat
Als hij terugkeert uit de strijd
en hij sneller dan hem lief is
ziet dat zijn vrouw hem niet herkent
en de ontwenning hem bekruipt
en hij snauwt tegen zijn vrouw
en hij snauwt tegen het kind
met de zwijgplicht om zijn nek
We weten niets van de soldaat
en we willen ook niets weten
Per slot, we hebben toch betaald
Edwin, Marjan?
TRIEST
Alle mensen lachen
De lach giert gulzig rond
buldert in de glazen
En ik, mijn blik besluiteloos
mijn blik ontwijkt hun ogen
Is dit waar je voor kiest
Waarom is iedereen zo triest
Alle mensen dansen
stampen rond de toog
bewegen onbewogen
En ik dans mee, besluiteloos
geen danser die zich in
zijn dans verliest
Waarom is iedereen zo triest
Dan zie ik haar ogen
haar uitgestoken hand
Haar lippen vormen woorden
En ik, mijn blik verlicht, terwijl
mijn lach zich zacht in
haar lach verliest
Ah, ikzelf ik was de trieste
Ikzelf, ik was zo triest
DRAAI
Draai verliefde aarde
draai dansend rond je as
Dans in zoet verlangen
wild en uit de pas
Voor alle warme handen
voor al het zachte vlees
nog nooit ben ik zo dicht bij jou geweest!
Draai bedroefde aarde
draai van west naar oost
Draai je oceanen
in tranen om je kroost
Voor alle warme handen
en al het zachte vlees
nog nooit ben ik zo dicht bij jou geweest
Ik rafel aan je randen
jij rimpelt om me heen
Jouw tranen in mijn handen
opeens ben ik alleen
Ver van alle warme handen
en al het zachte vlees
wat is het dat ik in je ogen lees
Draai verliefde aarde
van ramadan naar kerst
Draai voor alle kinderen
die op je zijn geperst
voor alle warme handen
en al het zachte vlees
nog nooit ben ik zo dicht bij jou geweest
IDIOOT
De late namiddag. Ah, je kent het wel
je verlaat je huis en slentert in de richting van het park
En dan opeens, van achter een boom
spring ik tevoorschijn
Zeldzaam mengsel van de allerlaatste zwerver en
de eerste verstekeling op een trip naar Venus
Een halve meloen op mijn kop, een streephemd
geschilderd op mijn borst en
twee halve zolen onder mijn arme voeten
een 'taxi-vrij'-vlaggetje in elke hand, ah
jij lacht, maar jij alleen kan me nu zien omdat
de etalagepoppen naar me glimlachen en
de stoplichten geven me drie kleuren hemelsblauw
en de sinaasappels in de winkel op de hoek
werpen me hun bloesems toe
Kom, dan neem ik half dansend, half vliegend
mijn meloen voor je af en ik
geef je zo'n vlaggetje en ik zeg je...
Ik ben een dwaas, een dwaas, een dwaas
Zie je de maan rollen door het gras
Een stoet van astronauten en kinderen walst om me heen
Kom, dans, vlieg
Een dwaas, een dwaas, een dwaas
Naar de stad kijk ik vanuit mijn reigersnest
en ik zag jou, zo triest
Kom, dans, vlieg, voel
Dwaas verlangen voelt deze gek voor jou
Idioot, idioot, idioot
De duisternis daalt op je eenzaamheid
Ik sluip zachtjes naar het hoofdeind van je bed
Met en gedicht en een trompet
haal ik je uit de slaap
Idioot, idioot, idioot
Een dwaze acrobaat springt op je bed en
landt vederlicht vlak naast je zachte blanke borst
Je hart zal kloppen, dol van vrijheid
je zult zien
Kom, vlieg met me mee, mijn liefste
Klim op mijn super sport illusie
Laten we racen langs de afgrond
met een zwaluw in de motor en in
het park applaus: 'Hoera! Hoera! Hoera!'
van die idioten die de liefde hebben uitgevonden
En een engel en een soldaat en een meisje
geven ons de liefdeswals
De beau monde komt naar buiten
En ik? Gek van jou, weet ik veel?
Ik wek een klokkenkoor met mijn gelach
en tot slot kijk ik naar jou
en zing zacht:
'Houd van mij zoals ik ben:'
Een dwaas, een dwaas, een dwaas
Alsjeblieft, zink in mijn dwaze tederheid
Zet op die leeuwerikenpruik en
kom, dans, vlieg
Een dwaas, een dwaas, een dwaas
Open je hart en keer met me terug
in totale waanzin en waanzinnige magie
kom, dans, vlieg
Tralalalala
Jij een gekkin
ik een idioot!
NIGHTHAWKS
Spot on. Net naast. Uit tijd. In sync
Hilarisch. Poëtisch. Verlegen. Brutaal
Een lach. Een kreet. Bovenuit het kabaal
Wij allemaal. Zoeken de link
Als niemand meer luistert
als niemand iets zegt
dan heerst doodse stilte
dan kraken karakters
dan zegt men geen woord
dan sluit zich de poort
Dan zijn we weg
Boosaardig. Autistisch. De armen gestrekt
Onvrouwelijk. Gelovig. Koloniaal
Het lijf opgericht. In gebrek aan respect
Het hoofd van de globe haalt altijd verhaal
Hier zijn je ogen, hier is je stem
Hier zijn we samen, hier zijn we thuis
Hier dans ik met haar, hier dans jij met hem
Hier gloeit de gloed in de buik van het huis
TEMPEL
DER LIEFDE
Welkom, welkom in de tempel der liefde
huis zonder genade, huis zonder gebod
Welkom, welkom, welkom in de tempel
Welkom, welkom in het huis van genot
Verlangen geplooid in dauw en in honing
de V van verlangen gespreid op satijn
Liefde loont niet, is haar eigen beloning
zo staat het geschreven in haar vloeiende lijn
Gewelfd en gekromd in gespannen verlangen
zon en maan zwijgend, in teder geweld
verstrengeld boven standen en rangen
Geloof me, ik heb de dagen geteld
Haar vingers spreken de taal van de liefde
de dauw en de honing bedwelmend en zacht
haar lippen verfijnd en geverfd met een gloed
van de zachtheid en met de gloed van haar kracht
Haar haar is gelokt tot haar hart wordt bestegen
de blik in haar ogen gericht en verlicht
Verstrengel met mij boven wetten en wegen
zing samen met mij het liefdesgedicht
IN
VRIJHEID
Kom broeder, geef je hand
vergeet je razernij
Moed is de moeder van de rede
Kom zuster, schuif eens aan
zet je angst opzij
Sluit je aan en lucht je hart in vrijheid
Kom broeder, drink eens uit
De waanzin trekt voorbij
de waanzin die een eind maakt aan de rede
Kom zuster, dans met ons
draai je rokken rond
dans op de klanken van de rede
Vrede wordt zo voor onze neuzen weggekaapt
Vrijheid is niet iets dat zo van straat wordt opgeraapt
Vrede is bevochten
Maar vrijheid wordt bevochten
op een oorlog die nooit slaapt
Kom broeder, drink eens uit
We zijn hier niet alleen
We zijn hier van lieverlede samen
Kom zuster, dans met ons
draai je rokken rond
Kom zuster, dans, dans
STRAND
De maan rijst uit het water
glanst zacht op je gezicht
vlindert in de branding
lacht je ogen dicht
De wind ruikt naar de sterren
je huid smaakt naar de maan
Ik zweer je, voor het eerst ben ik
niet bang om dood te gaan
De maan ademt vergeving
die duisternis verlicht
Onze schimmen aan de vloedlijn
woordeloos verdicht
Ooit rijst de prille morgen
soeverein uit zee
Kom, vergeet je zorgen
Kom, ga met me mee
LANTAARN
Het huis uit, de stad in
Het is alsof jouw leven me bekruipt
Jouw huid nu zo gerimpeld
Het is alsof de dood me van achteren besluipt
Ik voel je ziel, je gedachten
en toch, ik voel je niet
De hemel voel ik, de hemel
Ik zoek niet naar de hemel
ik zoek niet naar de hel
Ik zoek naar de verhalen
die jij niet meer vertelt
In het licht van de lantaarn
in regen en in wind
Opeens kom ik hem tegen
de vader van het kind
De stad uit, het park in
Duizend zielen ruisen in de wind
Regen en tranen spannen samen
tot ik leeg ben en verblind
En de hemel, de hemel
die vol is, voller dan het land kan zijn
Het park uit, de weg terug
De nachtlucht, het leven glinstert zacht
De lichtjes, de feestjes
het weeshuis weerspiegeld in de gracht
In het licht van de lantaarn
in regen en in wind
opeens kom ik je tegen
Jij de vader ik het kind
DE VALLEI
De vallei - net als de velden en de bergen - kent haar eigen lafaards
eigen helden, eigen reuzen, eigen dwergen. Haar benen open, opgetrokken
strekkend in de richting van de bergen, meestal brandend in de hitte van de zon
Maar als - gelijk vandaag - de donder brult tussen haar flanken, dan
sidderen haar benen in de echo van de donder
De avond valt; de regen drupt nu rustig op het dons van de vallei. Te veel
bloemen hier, meestal. Maar in de regen die de donder volgt juist weer te weinig
De aard van de vallei verschilt van huis tot huis. Zoals de aarde roest en
roespetteert
zo roespetteert en roest tussen de bloemen de vallei achter haar luiken
De aard verschilt van huis tot huis
Op nr. 10 hier woont een klimmer - het is immers een vallei -
die dagelijks hijgend naar de toppen van de verre bergen klimt
Op nr. 11 een oude vrijster, dag in dag uit van vroeg tot laat gekluisterd aan
haar borrel en haar buis
Nr. 12 herbergt een tandeloze visser die niet langer uit mag varen
Zijn tandeloze vrouw maakt sinds een jaar bezwaar
Beiden staren naar de zee, waar de vallei verkoeling zoekt voor
rug en buik en schouders; de zon staat hoog en haar gespreide benen branden
Alle bloemen hangen stil in ziedend zonlicht
De verdwaalde gast schrikt terug voor heel die massa,
hun gewicht dat hij
- als de bewoners - houdt voor het gezicht van de vallei. En niet de benen
In feite zal die gast in sterrenoversprenkeld donker straks in kromme
dronkenschap zijn zinnen schrijven:
Aan u, vallei, laat ik nu dit bericht. Aan u, van tijd tot tijd of toch vannacht mijn huis.
Mijn bericht geheim,
verfrommeld neergelegd hier
op dit bankje,
mijn door u gegeven eigen kleine kluis. Hier zag ik boven ons de sterren schuilen in hun
huiverende duister. Verder schrijven kan ik niet
De gast kijkt op,
opeens is de vallei gehuld in somber donker
De zon komt op
Als elke dag strekt de vallei vanuit de zee haar benen. Een visarend zweeft over, ziet de gast, die afdaalt,
ziet de blaadjes en de bloemen in een glinstering van dauw
Her en der openen zich luiken en gordijnen
Een beweging treft haar oog
De klimmer was al vroeg vertrokken, even greep hij mis. Steentjes rollen langs de flank tot in de beek
en
in haar stroom tot in het hart van de vallei
Rillend wordt de oude vrijster wakker,
ze tast bevend op het kastje naar haar glas en naar de fles Pastis,
halfvol nog van vannacht. Niet veel nieuws op de tv
De gast passeert het huisje van de tandeloze visser,
die op dat moment ontdekt dat zijn vrouw juist deze nacht het leven heeft
gelaten
Vandaag vaar ik weer uit, is het eerste wat hij denkt
Alle bloemen hangen felgekleurd en stil in ziedend zonlicht
De vallei - haar benen branden en weer trekt een dag voorbij
Tekst en muziek: Thé Lau, behalve 'Idioot' ('Balada Para Un Loco') - muziek Astor Piazzolla, tekst Horacio Ferrer, vertaling Francine Mendelaar, bewerking Thé Lau. [Terug] |