1. Bruid. |
BRUID
Wees niet bang voor de geesten van de nacht
wees niet bang voor jouw lot dat wenkt en wacht
wees niet bang voor de duivel die je geest met gif versnijdt
wees niet bang voor je innerlijke tegenstrijdigheid
Wees niet bang, iedereen wordt weggezet
wees niet bang om te branden in je bed
wees niet bang voor jezelf en niet voor mij
wees niet bang, wees bereid
Trek me bij je binnen
drijf me nu niet uit
laat mij mezelf herwinnen
in de armen van mijn bruid
Wees niet bang, dat gevangen in het licht
je ware aard niet mooi zal lijken
in een transparant gezicht
Wees niet bang om te gaan sterven
zonder ooit te zijn gekust
wees niet bang, wees gerust
Wees niet bang, want de grap is zwart en groot
wij zijn meer bang van de liefde
dan we bang zijn van de dood
VREDE
Eens te vaak naar jou gekropen
door eenzelfde gewelf
waar geen hond rechtop kan lopen
ik ben in oorlog met mezelf
Eens te vaak door jou bekeken
uit de hoogte door een vrouw
die me met één blik kan breken
ik ben in oorlog met jou
Ik heb alles weggegeven
ik heb betaald en geen berouw
ik wil niemands medeleven
ik wil alleen vrede voor jou
Morgen neem ik de beslissing
morgen antwoord op je vraag
morgen altijd een vergissing
want ik ben in oorlog met vandaag
ARENA
Er werd hevig gestreden
en de arena was vol
er werd gevloekt en geleden
we waren allemaal dol
Ik zag een grote victorie
ik zag een schitterend licht
ik zag drama en glorie
met een verbeten gezicht
Nadat ik hem had geheven
heb ik de beker gekust
ik zag de zin van het leven
de brand die nooit wordt geblust
Het geschreeuw van de mensen
klonk beangstigend groot
het geschreeuw van de mensen
echoot door tot je dood
Ik luister nu naar de regen
naar de gierende wind
ik kom mezelf tegen
de avond begint
Als je vraagt heeft het zin
is het antwoord, ja het heeft zin
WILD EN LUIDRUCHTIG
Vader, vader, wat was je vaak dronken of weg
nog zie ik de tafel
en vader die eet en niets zegt
ik zit nu aan tafel en denk aan je komende dood
ik ben nu groot
maar jouw zwijgen houdt mij nog steeds recht
Ik spreek mezelf vaak tegen, meestal met gelijk
jij spreekt me heel vaak tegen,
in stilte maar steeds met gelijk
Ik zie je nu buiten, in het café
ik onder de schragentafel
en jij losgeslagen
Wild en luidruchtig
als de woedende wind
man onder mannen die spreken
wild en luidruchtig
en ik was het kind
dat in verbeelding jou hun botten zag breken
Wild en luidruchtig
woord voor woord te verstaan
ik die zag hoe de mannen keken
wild en luidruchtig
nooit een zucht of een traan
als de God waar ik soms nog op reken
Wild en luidruchtig
beangstigend groot
held van een warrig verleden
wild en luidruchtig
oog in oog met de dood
en ik heb nooit voor jou gebeden
Wild en luidruchtig
nu nog een man
met ogen die scherp willen kijken
wild en luidruchtig
maar nu milder en stiller
als toen je nog ver wilde reiken
ROMANTIEK
Geef me de tedere kracht in mijn handen
geef me de rillingen over mijn rug
geef dat we nu niet in leegte belanden
en geef ons de gloed van verlangen terug
Want de klank van de saaiheid teistert mijn oren
en de geur van verveling hangt om ons heen
de geur van de materiële verveling
die overal hangt waar de liefde verdween
Geef dat we alles en meer kunnen geven
tot onze pure gedaante ons rest
geef ons de weelde van uren van leven
zonder de eeuwige klank van protest
In godsnaam de romantiek
tedere handen en tedere blik
teder ben jij en teder ben ik
geketend in volmaakte inspiratie
JUNKIE MET TALENT
Zij die de eenzaamheid van iedereen verwoorden
worden, of gestoord
of met de dood beloond
of weggehoond
Het geluk, naar men zegt
het vertelt zichzelf slecht
het lijkt mooier dan het is
het lijkt vals en onoprecht
Soms knapt iemand op
en soms knapt iemand af
maar laat ons wel zijn
de meesten knappen niets
of iemand anders
Junkie met talent
aan een donzen dek gekluisterd
in een dorp dat nooit echt luistert
dode junkie met talent
Junkie met talent
in een gemeenschap die nooit tijd heeft
in een wereld die nooit spijt heeft
dode junkie met talent
Ziel vol grote romantiek
voor het oog van het publiek
dat dat wel wil, groot drama in ’t verschiet
van weer zo’n dromer die zich aan iets groots vertilt
als romantiek
VARKEN MET SUCCES
Excuseer me vrienden
gun me even tijd
ik had iemand willen slaan
niet gedaan en ik heb spijt
Het is een vage man
die een slijmspoor achterlaat
een vage man
van het soort dat ik haat
Hij noemt zich presentator
is geslaagd voor een soort test
hij is geen inspirator
maar een varken met succes
Excuseer me vrienden
gun me een moment
ik stond oog in oog met iemand
en ik heb hem herkend
Het is een man
die krokodillentranen achterlaat
die zijn moeder zou verkopen
als het daarom gaat
hagoe nana succes
SLAPEN, DROMEN, ZWETEN
Mijn hand zakt naar de tafel en het mes
aan de afgrond voel ik mij het best
daar waar liefde groeit
daar waar liefde bloeit
ga hiervoor en zegen heel de rest
Slordig alles wat ik heb gedaan
onhollands, maar daar komt het niet op aan
de tegenstand is groot
de medestand is dood
het is een slag waar niemand uit kan gaan
Wat er tussen man en vrouw vergaat
de kussen en de tranen en de haat
daar waar liefde groeit
daar waar liefde bloeit
je leert het aan het einde van de straat
Ik ga slapen, dromen, zweten
zweten en vergeten
MANNENLIED
Kom vriend, laat mij hier niet alleen
wij kunnen ware woorden spreken
wij kunnen uit onszelf breken
samen zijn we iedereen
Sluimerend in ’t duister, onbegrepen
vertwijfeld, verketterd en verwenst
in dit licht de ogen dichtgeknepen
schuilt niet in elk van ons een mens
Mannen zullen mannen zijn
onder vuur en in het duister
waar het woord van liefde wordt gefluisterd
want samen zijn we niet alleen
MODERNE MENS
In het vale ochtendgloren
wordt de baby nu geboren
onder zuchten onder schreeuwen
door de gang van alle eeuwen
komt de laatste baby
De laatste baby is geboren
niemand weet wat hij moet eten
iedereen is het vergeten
moeder kan de borst niet geven
aan de laatste baby
In het vale ochtendgloren
is de baby nu geboren
iedereen wil naar hem kijken
maar wat moet hij ooit bereiken
de laatste baby
Moderne mens o wie ben jij
moderne mens wat ga je doen
moderne mens hoe zal je zijn
OTTO'S IMPERIUM
Otto Otto Ottokater, rood haar, gecastreerd
voor het oog van God
als kind alleen gelaten in de heldenbuurt
versjteerd en toch geen mensenhater
Otto Otto Ottokater, rossig, gecastreerd
en dan de dag waarop je stap voor stap
achter de kast vandaan
je koninkrijk betrad
Amerikaans moment
de ogen vochtig van een sentiment
dat door jou gelukkig nauwelijks werd gezien
een mens, tenslotte voor jou
toch al minder dan een kat
en jij, jij had je aandeel al gehad
Otto Otto Ottokater, rood haar, gecastreerd
jaja, jouw kleine rijk, die dag badend in de zon
drie bomen, schamel gras, een schuur, een houten bank
een tafel mist een poot
maar wat is klein en wat is groot
groot en kort lijkt leven
potsierlijk lijkt de dood
of is het nu voor jou, dit rijk
zoals zo’n rijk voor mij ooit was
God de blote hemel
de bomen bogen in de kerk
de buitenwacht in as
Ottokater, wist je dat jouw rijk onder de maan
ooit heeft behoord aan een Von Stauffenberg
zoon van de man die Hitler bijna had vermoord
of is voor jou zo’n rijk alleen een rijk
– en zie jij geen verschil in waarde –
tussen een lege kale straat
een kind en een bejaarde
een verlichte republiek
fundamentalistisch emiraat
Ottokater, Ottokater, oude rode indiaan
men doet maar wat men wil
meestal zie je ze niet staan
want jij stelt jezelf geen vragen als
wie ben ik, wie kan ik zijn, wie wil ik zijn
voor jou is het behagen, ofwel
onbehagen dat vanzelf verdwijnt
jij hebt niet de interesse, slechts souplesse
en wie jou zo ziet weet dit
de een heeft het helemaal
de ander heeft het niet
Otto Ottokater want jij bent onschuldig
ondanks dat je moordt
je kent niet eens het woord ‘moord’
daaraan denk je niet wanneer je ’s nachts je ding doet
je mooi maar gruwzaam werk
voor het oog van God, de hemel
onder de bomen in de kerk
Otto Otto Ottokater, rood haar, gecastreerd
ik hoorde je vannacht
ik hoorde je naar buiten gaan
ik was nog niet in slaap
ik lag in het donker en dacht nergens aan
ik heb je nog geroepen
en vanochtend, toen je bij me lag te slapen
dichter bij me dan een vrouw
zag ik hoe je je schulden aflost
met een zorgeloze trouw
jij legt vogels aan mijn voeten, dode muizen op het bed
de doden van de kersenboom, bij mij bijgezet
Otto Ottokater, rossig, gecastreerd
dodelijk beledigd als ik jouw gift, jouw prooi
niet opeet maar naar buiten gooi
ik nam vandaag een kijkje in jouw rijk
wist je van de betonrot in de muur
die huis met schuur verbindt
er zit betonrot in de muur
die doet denken aan een kamp
Ottokater, spring het kreng omver
grenzen zijn een ramp
Ottokater, rossig, gecastreerd
jij verdient je slaap wel, vrijwel de hele dag
want eenmaal weggezet, vernederd
door iets dat sterker was dan jij
eenmaal in elkaar geslagen
en voor eeuwig aangeslagen
Jezus, mannen wie zijn wij?
Trouw?
Teksten: Thé Lau. Muziek: The Scene. [Terug] |