BOEKRECENSIE 'DE
STERREN VAN DE HEMEL':
ROMANTICUS VAN HET
SOMBERE SOORT
ALGEMEEN DAGBLAD Menno Schenke, 10 maart 2000 Thé Lau kun je om een boodschap sturen. Hij leerde het klappen van de zweep bij Freek de Jonge en Bram Vermeulen in Neerlands Hoop Express en zag vervolgens, als zanger en gitarist van de rockgroep The Scene, elk jeugdhonk, concertzaal en festival in Nederland en België. Als je dan zo'n twintig jaar rondloopt in de muziek, word je doodmoe van steeds weer in het busje van de band stappen en diep in de nacht thuiskomen. Dan wil je wel eens iets anders. Voor Thé Lau, maker van Top 10-hits als 'Blauw' en 'Iedereen Is Van De Wereld', werd dat optreden als solist en schrijven, vooral schrijven. Wat ik altijd vermoedde, wordt waarheid in het literaire debuut van Thé Lau (47), de verhalenbundel 'De Sterren Van De Hemel'. Lau is een romanticus, van het enigszins sombere soort, dat wel. "Het leven is een pijpkaneel, je zuigt eraan en krijgt je deel", zongen Jules Deelder en Bart Chabot vorige week in Amsterdam op de Nacht van Deelder. De hoofdrolspelers in de zeven verhalen uit 'De Sterren Van De Hemel' kunnen daarvan meepraten. 'Word circusdirecteur', schrijft een vader aan zijn zoon in het openingsverhaal Charly Circus. Dat is romantiek. De slotwoorden van het verhaal Jazz: 'Met vochtige ogen ga ik naar huis. Ik kijk omhoog naar de Melkweg. Jazz, klootzak'. En opnieuw, in Kruis Van Verdienste: 'Als ik naar de jongen op het schilderij kijk lijkt het alsof ik naar mezelf kijk. Zeventig jaar geleden, of zeventig jaar vooruit in de toekomst'. Of in het slotverhaal Stella, het mooiste van de zeven, een dromer die omhoog kijkt: 'Uw heelal lijkt zo eenzaam, meneer Hawking'. Het is romantiek dat de klok slaat. Thé Lau portretteert in zijn verhalen mensen zoals u en ik, mannen vooral, met hun herinneringen, liefdes, verdriet en eenzaamheid. Steeds weer klinken onder de oppervlakte vragen zoals waarom ben ik hier, wat heb ik gedaan, hoe is mijn verhouding tot vrouw, kind of vriend? Lau schrijft in een stijl die recht op z'n doel afgaat. In het begin van de bundel denk je: het gaat wel wat moeizaam en is af toe een beetje geforceerd, maar zodra zijn stijl zich eenmaal in de lezer heeft genesteld, lees je deze verhalen in één ruk uit. Hij schrijft vaak in beelden: 'De ingehouden adem van het publiek was bijna hoorbaar' (Charly Circus). Hij associeert, maakt zijsprongen en blikt terug. Vooral in Stella componeert hij zijn verhaal geraffineerd, steeds spelend met de vraag naar de zin van het leven. Broer, een dichter-schrijver, en zusje Stella, 33 jaar oud toen ze stierf, gaan postuum een dialoog aan. In dit verhaal staat ook de mooiste zin uit de hele bundel: 'Je was gekleed in zwarte, blote eenvoud'. In dit verhaal duikt de Britse astronoom Stephen Hawking op, die in zijn boek 'Het Heelal - Verleden En Toekomst Van Ruimte & Tijd' zoveel raadsels uit het heelal van een oplossing voorzag. De verteller, die normaal niets van Hawkings stellingen begrijpt: 'En dat ik zoveel drink, daar bent u mede schuldig aan. Alleen in dronkenschap kan ik er iets van begrijpen, van uw boek'. Het zou koddig zijn om te beweren dat Thé Lau in zijn eerste verhalenbundel de teksten overtreft die hij voor The Scene schreef. Liedtekst en verhaal zijn onvergelijkbare grootheden. Maar wie die teksten herleest, weet dat Thé Lau deze verhalen in zich had. Het werd hoog tijd dat hij ze aan de openbaarheid prijsgaf. « BOEKRECENSIE
'DE STERREN VAN DE HEMEL': DE VOLKSKRANT Adriaan de Boer, maart 2000 Een man - jong, rond de dertig - droomt dat de kamer waarin hij slaapt in brand staat en dat hij langzaam stikt. Hij opent zijn ogen, hij ziet vlammetjes spelen en ruikt rook. Een vergeten sigaret is uit de asbak gekanteld, de opengeslagen Gideon-bijbel heeft het vuur doorgegeven aan een gordijn. De kamer is, zie die bijbel, een hotelkamer, een New Yorkse. In het gebouw is het licht uitgevallen. De schuldbewuste brandstichter moet zestien trappen af naar de lobby. Als hij begint uit te leggen wat er is gebeurd, voert de portier hem aan de arm mee naar buiten. Nergens brandt licht, in de straten echoën sirenes. 'Stroomstoring', zegt de portier. 'In tijden niet meegemaakt. Ze zullen de hele buurt plunderen. Ik moet de deur vergrendelen'. Als de man zonder naam - hij reist alleen, hij ís alleen, één keer in zijn leven 'vertoefde hij in de buurt van een soort vaderschap' - terug is in de bittere brandlucht, voel je nieuwe lagen op zijn eenzaamheid drukken. Geen gezelschap, die onverlichte kamer, dat in duisternis gehulde gebouw waarvan de voordeur op slot zit en waarachter ook alles zwart is. Hij is de hoofdpersoon in het laatste verhaal in de bundel 'De Sterren Van De Hemel', het schrijversdebuut van Thé Lau (1952), gitarist en zanger van popgroep The Scene. Vooral de vorm van dat verhaal, 'Stella' getiteld, is bijzonder. Terloops blijkt uit enkele aan 'zusje C.' gerichte brieven wat de rol is van een inmiddels overleden meisje. Het doet er minder toe of correspondentie van ginds de geadresseerde zou kunnen bereiken dan hoe ze zich in haar hoedanigheid van beschermengel van haar taak kwijt - niet wat je noemt adequaat, 'oude' sentimenten uit haar leven krijgen de overhand. De man begint op zijn hotelkamer aan een brief aan Stephen Hawking ('Dat ik u schrijf is omdat ik niemand meer heb om te schrijven'). Hij rijdt op een motor 'maar is geen echte Harley-man', hij heeft een vage vriendin in Vlaanderen. Hij denkt aan vroeger, aan een uitstapje naar het strand, een erotische ervaring in het parkje achter de tennisbanen. Aan zijn overleden moeder, wier stem hij altijd zoekt 'in alle vrouwenstemmen'. In de meeste verhalen zijn de ikfiguren eenzaam, onthecht, alleenstaand. Een (dichtende) scheepsarts, in het verhaal 'Charly Circus', richt zich - ook hier wisselen briefvorm en beschrijving elkaar af - tot zijn zoontje. De moeder is dood, haar omgeving is hem niet bijster goed gezind (hij is al tijdens de zwangerschap naar zee vertrokken). De man wil de jongen iets opbiechten, maar heeft daar gezien de aard van de bekentenis moeite mee. In 'Sony San' doodt een groepje militairen ergens in de Afrikaanse bush de tijd. Het gaat om een soort afkoelingsperiode, ze dragen een 'rotgeheim' met zich mee, zijn thuis niet welkom, hun geweten is 'troebel en verward'. Eén van hen spreekt zijn verhaal in op cassettebandjes, tot en met het verslag van zijn loutering. Pinus is een klusjesman, hij staat de uit Zweden afkomstige popster Magnus Rex terzijde, maar telt niet mee. Eeuwige meeloper met lichte reli-tic, een 'lamlendige bijwagen', alleen goed genoeg om de zichzelf met een videocamera filmende maker van 'rock-&-rommel' van drugs te voorzien, op diens kinderen te passen en zich bloot te stellen aan de nukken en grillen van de hautaine muzikant met zijn gecultiveerde accent. Het meest eenzaam echter is de man die op zijn Grote Dag - voor een verzetsdaad, 'een daad van roekeloze waanzin', krijgt hij na vele jaren een onderscheiding - ongemakkelijk in een knellend kostuum in een zaaltje naar de spreker kijkt. Geen woord van de toespraak dringt tot hem door, hij staat met de rug naar de genodigden en maakt in gedachten de oorlogsgebeurtenissen weer mee. Hoe een vrouw met een hese stem hen hielp bij hun ontsnapping, Anna, Antje voor vrienden. Hij ziet haar voor zich. Hij is getrouwd met een vrouw met een hese stem. Die er, jaren geleden alweer, op heeft aangedrongen dat ze voortaan gescheiden zouden slapen, in aparte kamers. Dat was 'gezonder', 'rustiger'. 'De Sterren Van De Hemel' bevat vier, vijf verhalen die door Lau in een eigenzinnige vorm zijn gegoten. Vooral die vorm verrast. Alleen kun je moeilijk één van je figuren zich laten storen aan een klassieke spelfout ('snitzel') wanneer je zelf ergens de weg 'stijl omlaag' laat gaan. « THÉ LAU
VERHAALT: TWENTSCHE COURANT TUBANTIA Lieneke van der Fluit, maart 2000 De naam Thé Lau (1952) is onlosmakelijk verbonden met The Scene. Ruim een kwart eeuw draait de zanger/componist met de rauwe, gevoelige stem al mee op de Nederlandse poppodia. Twintig jaar geleden richtte Lau zijn band op, gebaseerd op eigenzinnige Nederlandstalige songs. Met de albums 'Blauw' (1990) en 'Open' (1992) kwam zijn definitieve doorbraak. Edisons en andere prijzen. Succesvolle festivaloptredens en de hits 'Blauw' en 'Iedereen Is Van De Wereld' op zijn naam. En nu heeft Lau zijn eerste boek geschreven: 'De Sterren Van De Hemel'. Deze week werd het debuut gepresenteerd in de bovenzaal van het Amsterdamse 'Paradiso', een podium waar hij met zijn band al honderden keren heeft opgetreden. En ook op zijn boekpresentatie kon de musicus het niet laten samen met toetsenist Dante Oei een aantal Scene-hits voor te dragen. 'De Sterren Van De Hemel' is een verhalenbundel waarin Lau de wereld van eenlingen centraal stelt. Ieder verhaal is geschreven vanuit het oogpunt van iemand die buiten de boot, de groep of het gesprek valt. Van een oudere man die herinneringen ophaalt aan zijn verzetsactiviteiten en een scheepsarts die samen met zijn zoontje door Frankrijk reist en herinneringen ophaalt, tot een Dutchbatter die zijn merkwaardige verhaal op band inspreekt. In sommige verhalen toont Lau zich een verteller van formaat. Het eerste verhaal, 'De Mongool', waarin hij schrijft over een mongool die wordt versierd door een hoogblonde oudere dame met zwaar decolleté, is tekenend. Het gebeuren wordt waargenomen door een 17-jarige jongen die de mongool bekijkt met medelijden en iets van angst. En met een mengsel van geruststelling en jaloezie. 'Geruststelling omdat ik zelf niet gehandicapt ben, jaloezie omdat de jongen dichter bij de oorsprong lijkt te leven'. De jongen walgt van het gezelschap dat de mongool voor schut zet, maar doet niets om te helpen. In zijn songteksten gebruikt Lau vaak diepzinnige thema's met mistige teksten, die het overdenken waard zijn. Zo ook in deze bundel. Lau wil in één boekje tastend, zoekend, soms ironisch én gevoelvol zijn. Dat leidt in sommige gevallen tot heel veel personages, verhaallijnen en perspectiefwisselingen in één verhaal, waardoor verwarring ontstaat. Mistig is het verhaal 'Stella', over een romantische dichter die schrijft over de liefde van zijn leven. Lau heeft er te veel zaken in verwerkt. Het stuk bevat een briefwisseling tussen een levende en een dode zus, afgewisseld met de ervaringen van de dichter die naar de grote begraafplaats Père-Lachaise in Parijs gaat, en gedichten en enkele flashbacks. Thé Lau werkt zijn thema (eenlingen) uit tot geloofwaardige verhalen. Nadeel is dat hij te veel wil vertellen. Over ieder onderwerp afzonderlijk zou hij al een hele roman kunnen schrijven, waardoor hij meer rust in zijn verhalen zou kunnen creëren. De bundel bevestigt in ieder geval wel dat Lau een onuitputtelijke creativiteit bezit. Een veelzijdige man die zich behalve zanger, componist en gitarist nu ook schrijver mag noemen." « BOEKRECENSIE
'DE STERREN VAN DE HEMEL': HET PAROOL Daniëlle Serdijn, maart 2000 Op de podia van Crossing Border en Lowlands zijn dichtende rockers en zingende schrijvers al geen verrassing meer. Integendeel, hun optredens worden goed bezocht. De performance van een dichter krijgt tijdens een dergelijk festival de glans van rock-'n-roll, andersom wordt de act van een popmuzikant ineens een literair nummer. De kruisbestuiving werkt inmiddels twee kanten uit. Pophelden schrijven boeken: Meindert Talma, Ernst Jansz, Rick de Leeuw debuteert in september, of storten zich op de poëzie, zowel hier als over de landsgrenzen. Zo schreef Nick Cave een kloeke pil, verscheen er van Swans-zanger Michael Gira een boek en raakte Henry Rollins na zijn debuut zo door de letteren begeesterd dat hij een uitgeverij begon. Omgekeerd richt een steeds groter wordende groep auteurs zich op pop, of gebruikt het in romans als referentie. Een recent voorbeeld is 'Sneeuwbeeld' van Thomas van Aalten, maar ook 'Het Uur Van Lood' van Rob van Erkelens kan niet ongenoemd blijven. Je zou verwachten dat door die kruisbestuiving een vergelijkbaar soort (pop)literatuur zou ontstaan, maar dat is niet het geval. Juist de verbindende factor lijkt een punt van verschil: bij de één geen spoortje pop, terwijl de ander dat juist in taal probeert te vangen. Neem het debuut van Thé Lau, zanger en componist van The Scene. Lau wist het publiek voor zich in te nemen vanwege zijn ruwe bolster, blanke pit-melancholie in liedjes als 'Blauw'. Ondanks zijn van een hogere zielepijn doortrokken stemgeluid, maakte Lau toch altijd de indruk een heus rockbeest te zijn. Dat moet aan de combinatie van muziek, zang en performance gelegen hebben want in zijn verhalenbundel 'De Sterren Van De Hemel' is het beest zo gedresseerd, dat alleen de romantische dromer is overgebleven. De schrijvende Thé Lau heeft het meest weg van een kruising tussen Slauerhoff en John Irving. In het verhaal 'Charly Circus' probeert een scheepsarts een verklaring af te leggen aan zijn achtjarige zoon. De jongen moet het zonder zijn moeder stellen en vader is vanwege zijn beroep ook nauwelijks aanwezig. Die vader voelt zich daarover behoorlijk schuldig en heeft last van medelijden. Tijdens een reis van vader en zoon door Frankrijk wordt echter duidelijk dat dit schuldgevoel een constante toestand is. Als het tweetal het circus bezoekt, herinnert vader zich een affaire met een circusartieste voor wie hij eveneens medelijden voelde. Ook in het heden veroorzaakt de aanblik van het armoedige, maar goudeerlijke circusbestaan weekhartigheid. Het zit dus in de man zelf. Hij onthecht zich uit schuldgevoel en wordt daarmee zo'n typische dolende buitenstaander die, als je het hem recht op de man af zou vragen, alleen in zijn gedichten wil wonen. Met zijn keuze voor woorden als hart, schip en ziel maakt hij het er voor zichzelf niet luchtiger op. Vergelijkbaar is de geschiedenis die 'Sony San' heet en verteld wordt door een ex-Dutchbatter. Hij spreekt zijn relaas in op tape - voor wie blijft onduidelijk. De verteller laat weten dat hij zich ontfermd heeft over een jongetje dat ernstige verwondingen opliep. Het schuldgevoel van de militair suggereert dat hij en zijn collega's verantwoordelijk zijn voor de situatie van het kind. Ook deze verteller trekt zich terug uit het maatschappelijke leven. Hij besluit om samen met het kind ergens in Afrika te gaan wonen. Medelijden en schuldgevoel, die zich in het gunstigste geval ontwikkelen tot 'sombere bewondering', zijn de pijlers van Lau's personages. In grote lijnen komt het erop neer dat de vertellers in zijn verhalen doorgaans sterker, krachtiger en ouder zijn dan degenen over wie zij zich zorgen maken. Ze voelen zich schuldig over de kwetsbaarheid van anderen, maar kunnen daar weinig aan doen. In het verhaal waarmee de bundel opent, 'De Mongool', laat Lau ook al een verteller zien die getuige is van de zwakheid van een ander. In een café wordt een jongen met het Down syndroom versierd door een blonde vrouw. Ze speelt een spelletje met hem, puur uit (leed)vermaak. De jongen heeft niet in de gaten wat er gebeurt en is dus ook niet gekwetst. Het is de verteller, de man die toekijkt, die het leed van de zwakzinnige op zich neemt. Zo heeft deze bundel haast een christelijke inslag. God zelf figureert slechts in een enkele bijzin, maar de schoonheid van het medelijden is prominent aanwezig. De Christus aan het kruis is vervangen door mensen van vlees en bloed, arme drommels die een beter lot verdienen, of op z'n minst een beetje respect. Dat is een aardige invalshoek, maar aan de uitvoering schort toch het één en ander. Niet dat Lau niet zijn best heeft gedaan. Integendeel, hij heeft juist teveel zijn best gedaan. Hij heeft Literatuur willen bedrijven en dat zie je aan de woordkeus en topzware zinnen: 'De vochtige oude stenen, veroordeeld tot een eindeloos bestaan in de schaduw, droegen in bitterheid hun broeders, die blootgesteld aan de hete zon, het stof van de omgeving verzamelden en dat in de wind weer doorgaven aan de stenen van nabijgelegen gebouwen - de katholieke kathedraal, het oude hotel, de verweerde huizen...'. Ook tref je clichématige beschrijvingen van gevoelstoestanden: 'Mijn door medelijden getroffen hart werd nog verder verscheurd'. Ook opmerkelijk is de aanwezigheid van de plataan. Komen Lau's personages een boom tegen, dan is dat een plataan. Da's een heel literair boompje, dat niet alleen in dichtbundels uit het begin van de vorige eeuw opdook, maar ook op schildersdoeken. Waarom geen sparretje, bonsai of desnoods een heesterperkje? Het is misschien niet helemaal eerlijk om hooggespannen verwachtingen te hebben over een beginnend auteur, omdat die toevallig ook mooie liedjes kan schrijven. Maar anderzijds: Thé Lau is geen gemiddelde debutant. Als zanger en componist betovert hij zijn publiek met die combinatie van spleen en rock-'n-roll. Helaas ontbreekt het zijn debuut aan dat laatste. Wat er overblijft is fraai van gevoel, maar wat taal betreft toch voornamelijk teleurstellend. « BOEKRECENSIE: DE STANDAARD (B) Eva Berghmans, juli 2000 Het moest er ooit van komen: Thé Lau, zanger en songschrijver van de Nederlandse popgroep The Scene, heeft zijn eerste boek uit, de verhalenbundel 'De Sterren Van De Hemel' (Van Halewyck, 200 blz., 798 fr.). Jammer genoeg lijkt het er soms op dat hij alle woorden die hij noodgedwongen schrapte uit zijn liedjesteksten in de verhalen gegooid heeft. Terwijl ik net altijd zo gecharmeerd was door de treffende bondigheid in zijn songteksten. De kortere verhalen in de bundel wil ik wel wat lof toezwaaien. Het openingsverhaal 'De Mongool' (amper elf bladzijden) is veelbelovend. Een zeventienjarige jongen is in een café getuige van een wrange scène: een vulgair opgedirkte vrouw 'verleidt' tot groot jolijt van haar gezelschap een jongen met het syndroom van Down. Hij komt bij haar op schoot zitten, wil haar zelfs zoentjes geven. Hij wint: wanneer hij met haar wil dansen, kan ze niet terug - ondanks haar huiver. De beschrijvingen van de argeloze jongen en de grootdoenerij en uiteindelijke afkeer van de vrouw zijn raak. Dezelfde mengeling van wrangheid, mededogen en menselijkheid vind je in 'Jazz', vier bladzijden lang. De verhaallijn is niet meer dan een cafégesprek dat uitmondt in een geïmproviseerd solo-optreden van een Ierse jazzmuzikant. Binnen het korte bestek van één scène blaast Thé Lau zijn personages vreemd genoeg meer leven in dan in de langere verhalen. Helaas heeft Lau duidelijk grotere ambities. Hij pakt graag een gedurfd thema aan. Zo praat in 'Sony San' een soldaat, ergens in Afrika, met verplicht verlof, zijn gedachten in op een cassetterecorder, in de hoop er wat orde in te brengen. Maar behalve beschrijvingen van de lusteloosheid van hem en zijn kameraden, krijg je niets. Dit gebrek aan informatie is niet intrigerend, maar louter vervelend. Het verhaal verzandt in gewauwel. Thé Lau loopt verloren in zijn eigen opzet, omdat zijn verhaalstructuur met haken en ogen aan elkaar hangt. Dat is met name het geval in 'Charly Circus': waarom heeft een schrijver een vader-op-zee nodig, die met zijn zoon op reis gaat, en wat jeugdherinneringen ophaalt, en pseudo-filosofische beschouwingen debiteert over wie hij is, allemaal om uit te komen bij de herinnering aan een kortstondige romance met een trapezeartieste? Vooral 'Stella' (60 bladzijden!) mist spankracht en geloofwaardigheid. Stella, op haar 33ste gestorven aan kanker, schrijft van gene zijde brieven aan haar zus waarin ze rapporteert over haar missie: ze moet de man die zijn hele leven liefdesverdriet om haar gehad heeft, van het leven beroven. Bovendien mixt die motorrijder met dichterlijke aspiraties nog heel wat zwart-romantische pathetiek door het verslag. Thé Lau gebruikt ook graag een literaire truc, dezelfde gebeurtenis vanuit een ander personage vertellen bijvoorbeeld. Deze songschrijver moet bij zijn leest blijven. Dan bedoel ik niet dat hij alleen liedjesteksten mag schrijven, maar wel dat hij moet doen waar hij goed in is: verhalen schrijven waarvan de lectuur een goede song lang duurt. « [Media] |