IK BEN EEN DOMMELENDE HOMERUS
VRIJ NEDERLAND Sander Donkers, 31 januari 2004 Zijn dromerige aard is geen handige eigenschap voor een artiest. Maar Thé Lau - ex-voorman van The Scene, nu solozanger en schrijver van liedjes en boeken - heeft er mee leren omgaan. Het is de bron waaruit hij put voor zijn songs en voor zijn debuutroman 'Hemelrijk'. Zijn bescheidenheid heeft Lau inmiddels wél afgelegd. "Ik wil concurreren met U2. Niet met The Golden Earring." Thé Lau zit in een klein café aan de rand van de Amsterdamse haven. Wind en regen slaan tegen de glazen uitbouw. Op de radio klinkt Frans Bauer. Buiten neemt een graafmachine gulzige happen uit de bestrating. De zanger is in stemmig zwart gekleed, en zijn ogen staan melancholiek als altijd. Maar het druilerige tafereel heeft geen enkele invloed op zijn gemoed. Integendeel, Thé Lau is uiterst opgewekt. Hij praat gedreven, en met groot zelfvertrouwen. Voor hem op tafel ligt op een keurig stapeltje het tastbare bewijs dat hij in de meest productieve periode van zijn carrière verkeert; zijn solo-CD 'De God Van Nederland', een DVD van de bijbehorende theatertournee, een tekstbundel, een CD met nieuwe opnamen die hij maakte met het Vlaamse kamerorkest Prima La Musica en de single 'Brandende Regen', een project met Tom Holkenborg (Junkie XL). En tenslotte, de allerlaatste versie van zijn eerste roman 'Hemelrijk', die volgende week verschijnt bij uitgeverij Vassallucci. Gisteravond laat heeft hij de laatste veranderingen doorgevoerd, nu kan het eindelijk naar de drukker. Meteen daarna, vertelt hij enthousiast, zette hij zijn onlangs aangeschafte homestudio aan, die vanuit de hoek al weken naar hem stond te lonken. Kortom, Thé Lau (1952) barst van de dadendrang. "Vorige week droomde ik dat ik een monster was in een moeras", zegt hij lachend. "Ik stak voorzichtig mijn grote kop boven het wateroppervlak uit, en zag een enorme drukte op de oever. Er waren mensen aan het kaarten, iemand speelde gitaar, er stond een camera. Precies op het moment dat ik uit het water begon te rijzen, werd ik hardop lachend wakker." Hij maakt trage, dreigende armbewegingen alsof hij een octopus is, en grinnikt bij de herinnering aan de droom. "Normaal doe ik niet aan het analyseren van dromen. Maar ditmaal lag voor mij de betekenis wel heel erg voor de hand. Ik wil veel verschillende dingen doen, vooral niet op mijn lauweren rusten. En ik zal niet meer timide zijn over wat ik maak. Dat mag niet. Ik vind het goed wat ik doe, dus ik sta erachter." Hij heeft een afkeer van al te grote woorden, maar toch: hij voelt zich bevrijd. Anderhalf jaar geleden besloot hij een punt te zetten achter The Scene, de band waarvan hij sinds 1979 voorman, zanger en songschrijver was. Na lang aarzelen. Te lang, volgens sommigen. "Ik ben iemand die beslissingen een hele tijd voor zich uit kan schuiven. En het viel me zwaar. Ik heb altijd hoge idealen gekoesterd van zoiets als een band. Als je daaraan begint, vind ik, dan moet je ook proberen een legendarische band te worden. En een belangrijk onderdeel daarvan is: blijf bestaan." Die hoge idealen zaten hem in de weg. "Ik wil concurreren met de Stones, of met U2, niet met de Golden Earring, hoe goed ze ook zijn. In Engeland en Amerika, daar wordt het gemaakt, dus daar spiegel je je aan. Dat is misschien niet heel erg haalbaar, maar het bepaalt je blik op wat je tot stand wilt brengen." Een doel moet je hebben, leerde hij ooit van Madonna, en je voortdurend blijven afvragen hoe je daar komt. "Het lastige is dat de meeste mensen in Nederland niet zo denken. Maar het is wel wat The Scene succesvol maakte; we wisten waar we goed in waren, hadden een huisstijl. En die bewaakte ik." Hij krijgt een kick van bands als de Red Hot Chili Peppers, waar de inbreng uit verschillende hoeken komt, en die samen sterker zijn als apart. Er waren anderen voor nodig om hem te doen inzien dat The Scene uiteindelijk niet zo'n groep was. "Een Belgische journalist zei tegen me: die band, dat ben jij. Dat vindt iedereen. Weet je dat dan niet? Nou vond ik dat ook weer wat al te stellig, maar het zette me aan het denken. En ik moest erkennen dat het bij ons niet zo ging als bij de bands waar ik naar keek." Intussen was hij er niet gerust op dat de wereld zat te wachten op Thé Lau in zijn eentje. "Met name de laatste plaat van The Scene was echt geen succes geweest. Daarbij had ik het idee dat Nederlandstalige muziek weer minder op de radio te horen was, dus ik wist echt niet wat ik kon verwachten." Zijn angst bleek ongegrond. "Tot mijn verbazing belden er meteen drie maatschappijen die mijn soloplaat wilden uitbrengen. En nog vreemder was dat ik opeens werd gevraagd voor allerlei gekke samenwerkingsverbanden. Zo heb ik in één jaar duetten gezongen met Birgit Schuurman, Jacqueline Govaerts van Krezip, Sarah Bettens van K's Choice en Mirjam Timmer van Twarres. Dat kan ik niet los zien van mijn split met de band, want daarvóór belden ze me nooit. Misschien dat ze dachten dat ik het toch niet zou doen, maar ik vond het juist heel erg leuk." Tijdens het zesdaagse 'Vrienden Van Amstel'-gala in Ahoy' speelde hij 'Iedereen Is Van De Wereld' met het piepjonge en zeer populaire bandje Di-rect. "Ik eerst nog achterdochtig, bellen met de maatschappij: ho ho, is dat niet zo'n tekentafel-act? Nee hoor, zeiden ze. "Nou, ik kwam aan in hun oefenruimte, ze tikten af, en het was in één keer perfect. Het stond als een huis." Hij lacht: "En nadat het laatste bekken was uitgeklonken, vroeg de drummer ook nog: is het zo goed, meneer?" Sommige mannen van rond de vijftig zouden daar spontaan depressief van worden, maar hij vond het verfrissend. "Nou ja, daar in Ahoy' liep ik wel even aarzelend rond. Al die nieuwe acts, veel jonger dan ik. Het was bijna troostrijk dat Rob de Nijs er ook was. Maar al snel vond ik het geweldig. Ik zit hier in het brandpunt, besefte ik. En iedereen kwam bij mij buurten in mijn kleedkamer, Brainpower, Di-rect. De drummer van K's Choice zei dat hij het zo'n kick vond om 'Blauw' te spelen. Het respect dat ik kreeg, was echt hartverwarmend." Nee, geen kwaad woord over de jonge generatie. "Ze kunnen om te beginnen allemaal heel goed spelen. Die opleidingen van tegenwoordig, dat voegt echt iets toe. Dat merk ik ook aan de begeleiders met wie ik nu speel. Maar ze hebben ook een frisse kijk op de muziekindustrie. Veel van mijn generatiegenoten zitten toch vaak te mopperen: het gaat slecht met de CD-verkoop, het is crisis. Maar voor die jonge muzikanten is dat gewoon een gegeven. Zij denken: kijken wat we eraan kunnen doen. Misschien is alleen muziek niet meer genoeg, moet er beeld bij, DVD, internet. Daar heb ik een enorme opsteker van gekregen. Een jongen als Tom Holkenborg is enorm begeesterd, en trekt helemaal zijn eigen plan. Heel inspirerend." Thé Lau is een ongewone verschijning in de Nederlandse muziekwereld, waar zangers in de regel mannen met een groot gemoed zijn, die het brede gebaar niet schuwen. Hoewel hij op het podium met zijn rauwe stem en gepijnigde grimas moeiteloos de blikken naar zich toe trekt, is hij veel introverter dan de meesten van zijn collega's. Verlegen en dromerig, en dat heeft hem in zijn carrière meer dan eens in de weg gezeten. Toen hij ruim dertig jaar geleden zijn eerste baan in de muziek kreeg, als gitarist bij Neerlands Hoop, had Freek de Jonge het meteen in de gaten. "Iedereen moest een liedje zingen, en de tekst die mij werd toebedeeld luidde: 'ze noemen mij de dromer/ze noemen mij spuit elf'. Vond ik niet leuk. Ik heb geloof ik nog gevraagd of hij het niet wilde veranderen. Maar ja, hij had wel gelijk. Op school was ik altijd al dat jongetje die zijn vinger opstak om een vraag te stellen die tien minuten geleden al was beantwoord. Omdat ik uit het raam had zitten kijken. En zo is het nog steeds. Voor zover er iets bestaat als de realiteit, sta ik daar verder vanaf dan de meeste mensen. Dat leidt wel tot het soort teksten dat ik maak, maar ook tot enorme blunders. Ik ben een voortdurend dommelende Homerus." Het heeft ongetwijfeld met zijn jeugd te maken, die behoorlijk roerig was. "Ik ben praktiserend enig kind", zegt hij. "Mijn broer en zus zijn een stuk ouder, en die waren al vlug het huis uit. Mijn hele kleutertijd heb ik vooral in mijn eentje doorgebracht. Dus ik zat vaak een beetje te dromen in mijn hoofd. Dat heeft me voor een belangrijk deel gevormd." In geboortedorp Bergen gold de familie Lau als "bijzonder buitenissig. Mijn moeder was zeer vrijgevochten. Zij liep in broekpakken in een tijd dat iedereen er schande van sprak. Haar eerste man, de vader van mijn broer en zus, was naar Indië vertrokken en nooit meer teruggekomen. En een alleenstaande vrouw met twee kinderen, dat was niet best in die tijd. Mijn vader heeft in het verzet gezeten en zijn leven is helemaal door de oorlog bepaald. Daardoor is er iets in hem geknakt. Niet lang geleden heb ik gehoord dat hij zelfs een nacht in de cel op zijn executie heeft zitten wachten. Voor de rest was hij nogal een type. Een zeer on-Nederlandse man; heel extravert, met veel stemverheffingen en drukke gebaren. Er waren bij ons altijd mensen over de vloer, en er werd stevig ingenomen. Mijn vrienden vonden het prachtig, en dat vervulde mij met een zekere trots. Maar door de drank viel er weleens een onvertogen woord her en der. Mijn jeugd was niet echt naar, maar behoorlijk heftig af en toe." Hij is in veel opzichten een tegenpool van zijn vader. In zijn beginjaren als zanger speelde de verlegenheid hem parten. "Als gitarist was het niet moeilijk een teruggetrokken bestaan te leiden. Eigenlijk is dat mijn natuurlijke rol. In een voetbalelftal zou ik op het middenveld spelen, maar als zanger stond ik opeens in de spits." Er was nu eenmaal die brandende ambitie. Op het podium was hij al snel zekerder van zichzelf, daarbuiten was het lastiger. Collega-zanger en vriend Rick de Leeuw, die de eerste Scene-platen produceerde, zei regelmatig tegen hem: Thé, manifestéér je nou eens. "Maar ja", zegt hij schouderophalend, "dat zit nou eenmaal niet in me. Rick heeft dat van nature, net als bijvoorbeeld Herman Brood dat had. Ik bewonder dat zeer; hoe ze omgaan met interviews, met de meer profane aspecten van het vak. Mijn natuurlijke neiging is: ik zeg niks, kom maar kijken." Het succes liet lang op zich wachten. "The Scene kende een vliegende start, maar al snel begon een soort twilight time die een kleine tien jaar geduurd heeft. Veel afwijzigen, veel net niet. Vechten tegen de bierkaai. Ik dacht vaak: verdomme, ik heb hier toch een heel goed lied, waarom wordt het nou niet opgemerkt? Veel mensen in de muziekwereld wekken de indruk dat ze erop kicken om jou te vertellen dat ze je helemaal niks vinden. Tot op het punt dat mijn demo gedraaid werd waar ik bij zat - heel vernederend - door een man met zijn benen op tafel, die na twintig seconden op de stopknop drukte en zei: 'Dit product is niets voor onze firma'. Dat is een vorm van agressiviteit waar ik moeilijk mee om kon gaan." Begin jaren negentig brak The Scene eindelijk door. Ze hadden vier grote hits achter elkaar, en de doelen die Thé Lau zich een paar jaar eerder gesteld had, werden één voor één verwezenlijkt. Een Edison, een optreden op het Torhout/Werchter-festival, en één in New York. "Opeens word je heel anders behandeld", zegt hij glimlachend. "En ja: succes heeft een grote rol gespeeld in het overwinnen van mijn verlegenheid." Met haantjesgedrag weet hij zich nog altijd geen raad. "In een groep met mannen voel ik me al snel ongemakkelijk. Ik ben totaal allergisch voor macho's, en zeker in de rock-en-rollwereld loop je daar nogal eens tegenaan. Ik zie zulk gedrag altijd als een gebrek, een vorm van domheid. En nooit als een kracht, wat het misschien ook kan zijn. Ik ben niet homoseksueel. Dat heb ik onderzocht, en het is duidelijk gebleken van niet. Maar ik hang er een beetje tussenin, voel me over het algemeen meer thuis bij vrouwen." Zijn eigen vrouw Marijke, met wie hij twee zoons heeft, ontmoette hij halverwege de jaren tachtig, de moeilijke jaren. "Zij was een succesvolle producente bij IDTV. Ze werkte aan concertregistraties, onder meer van Prince en Madonna. Ik was al in de dertig, en had nog niks bereikt. Haar omgeving zei: wat moet je met die loser? Dat wordt nooit wat. Nou ja, ik had helemaal in mijn hoofd wat ik wilde bereiken, maar ik had nauwelijks conversatie. En het is geen toeval dat er kort nadat ik haar leerde kennen een stijgende lijn in mijn activiteiten zat. Mannen onderschatten de inspirerende power van vrouwen, soms zozeer dat het hun ondergang wordt. Maar ik niet. Niet meer tenminste." Nee, zegt hij, een introverte, dromerige aard is geen handige eigenschap voor een artiest. "Maar ik heb er mee leren omgaan. En het is wel de bron waar ik uit put voor mijn songs. Ik schrijf vanuit een vorm van meditatie. Ik daal als het ware een trap af tot ik in dat gedeelte van mijn hersenen ben aangeland waar de tekst, als ik me goed concentreer, voor het oprapen ligt. Het vreemde is dat ik ook precies weet wanneer ik dat punt bereik. Hier gaat het gebeuren, dat voel je. Dat is het mooiste, het scherpslijpen daarna is veel minder interessant." Het levert prachtige liedjes op, opvallend door de kaalheid en zorgvuldigheid van de taal, en vaak zeer poëtisch. "Ik hou niet van expliciete teksten", zegt hij. "Dingen als 'Een Beetje Verliefd', dat is me te duidelijk. In veel Nederlandse teksten is het toch vaak: asbak vol, bierglas leeg, meisje weg, zoals een journalist het eens mooi verwoordde. Bij mij draait het meer om circumstantial evidence." Het is één van de redenen, vermoedt hij, van zijn succes in Vlaanderen, waar men niet zo van Hollandse duidelijkheid houdt. The Scene was er altijd populairder dan in Nederland zelf, terwijl groepen als De Dijk en Bløf er nooit een poot aan de grond kregen. Zijn soloplaat werd ook in Nederland lovend onthaald, maar de Belgische pers trok alle superlatieven uit de kast. En 'Brandende Regen', dat bij ons onopgemerkt bleef, was daar een flinke hit. Voor Thé Lau was het hoogtepunt van zijn carrière een optreden op het Torhout/Werchter-festival, waar The Scene als één van de weinige groepen een toegift wist af te dwingen. Op Pinkpop speelde hij nooit. "Waar het aan ligt? Nou, ik ben in hun ogen één van de weinige Nederlanders die niet hard praat. En dat is inderdaad een groot verschil met hier: op zacht volume kom je in België ook door. Op de radio laten ze je rustig uitspreken, en dat vind ik fijn. Over het algemeen vind ik dat het niveau hoger ligt in België. Dat merk je aan veel dingen: zoals een journalist die mopperde dat hij de plaat te laat had gekregen, waardoor hij hem maar dertig keer kon beluisteren." Niet dat hij zich in eigen land miskend voelt, haast hij zich te zeggen, maar er is een verschil in mentaliteit. "Er is veel aan Nederland wat me tegenstaat. Het verschijnsel dat een Nederlandse ster uiteindelijk altijd de gewone jongen moet uithangen, omdat het publiek dat wil. Het bekende maaiveld-verhaal, zeg maar. Het is een cliché, maar wel waar. Ik heb me bijvoorbeeld enorm geërgerd aan de mensen die Herman Brood gingen afzeiken, toen hij net onder de zoden lag. Daar ging ik echt heel boos tegen in. Hij was een uniek figuur, ik mis hem nog elke dag." Uiteindelijk heeft hij met Nederland een haat-liefdeverhouding. "Als ik in België gekanker hoor over Hollanders, voel ik me vaak verplicht ze te verdedigen. We staan heus niet allemáál in Antwerpen tegen de kerk te pissen." In muzikaal opzicht is Thé Lau in zijn element. Nu is hij vooral benieuwd naar de reacties op zijn boek. Het is zijn tweede; een paar jaar geleden bracht hij een verhalenbundel uit. Maar de literatuur is nog steeds onwennig terrein. "Er zijn bijna twintig versies de revue gepasseerd, ik ben door alle stadia van twijfel gegaan. Maar nu denk ik: het is gewoon goed." Wat de setting betreft, bleef hij dicht bij de werkelijkheid. De hoofdpersoon, Hemelrijk, is een bejaarde heer die samen met zijn vrouw een geïsoleerd bestaan leidt in een groot huis. Zo is ook de situatie van zijn ouders, die allebei nog leven. Over hen begon hij te schrijven, gaandeweg weefde hij een fictieve plot in het verhaal. In 'Hemelrijk' herken je veel elementen die ook in Thé Lau's muziek voorkomen. Het verhaal, dat draait om verlies en spijt, wordt langs associatieve lijnen verteld. En het taalgebruik is opvallend ritmisch. Maar het is zeker geen typisch muzikantenboek. "Dat vond ik belangrijk. En ik hoop ook dat het niet op die manier bekeken wordt, maar dat heb ik niet in de hand. Mijn uitgever zegt vaak: je bent een uitgesprokebn dubbeltalent. En misschien dat het één af en toe lijdt onder het ander, maar in principe is dat natuurlijk prachtig." « [Media] |