THÉ-THEATER

DE VOLKSKRANT Jan Eilander, 18 januari 2003

Thé Lau (2002)Eind jaren negentig debuteerde Thé Lau in het theater. Met een pianist, met z'n gitaar, met z'n eigen liedjes, en met die eigenaardige hese, nasale stem van 'm. Hij stond op de vlakke vloer van een klein zaaltje en zong: 'Ik heb vannacht gedronken en gezien / hoe een vrouw nooit krijgt wat ze verdient / het zien duurt een seconde / de gedachte blijft voor altijd...'. Opeens biggelde er een traan over m'n wang. Zomaar, nooit eerder gehad bij een concert. Wel kippenvel en/of kapot gejoelde stembanden, maar een traan... Want wat viel er nou te huilen: er was niemand doodgegaan, er was niemand geboren, er had niemand in de laatste minuut een beslissend doelpunt gescoord. En het was ook niet zo dat dat nummer dierbare herinneringen bij me opriep op zo.

Ik had Thé Lau wel eens live gezien met z'n band The Scene. Harde, pulserende muziek, opwindende show. Maar niet veel ontroering. Die muziek was zo hard dat Lau z'n stem amper boven de muziek uit kon tillen. Omdat die teksten vol hoekige klanken (Ri-Gou-Reus & On-Door-Dacht) en veel herhalingen (Blauw, blauw, blauw) zaten, dacht ik dat dat zo bedoeld was. De stem als groove-machine. Maar dat was niet zo.

Thé Lau produceerde in die tijd de debuut-CD van de band waar ik in zong. In een hok waar het naar uitgelopen aardappelen rook moesten we van hem de liedjes in één keer live inspelen en inzingen. Ging er in het laatste couplet iets fout, dan moest het hele liedje over. Na take achttien klonk m'n ongetrainde stem als rauwe beschuit. Maar dat gaf niet, zei Thé Lau dan. Dat repareerde hij wel in de mix. Toen de mix klaar was, hoorde ik nog steeds rauwe beschuit: Bolletje Zingt. Ik smeekte en bad of er niet alsjeblieft een beetje echo, een tikkeltje galm op de stem mocht. Nee, mocht niet. Thé Lau was gevallen voor onze liedjes, en voor de hartstocht waarmee we ze live speelden, en niet omdat we - understatement! - zulke muzikale genieën waren. Wij moesten kaal & rauw klinken. Eerlijk, noemde hij dat. Ik was er niet blij mee. Ach, zei Thé Lau toen, hoe lang hadden collega-muzikanten wel niet geroepen dat hij moest stoppen met zingen, omdat hij niet zou kunnen zingen. Hij grijnsde. Zingen is een battle, zei hij. En die strijd mag het publiek best horen en voelen.

In dat kleine theatertje zong hij 'Alcohol En Tranen', 'Open', 'Rigoreus'. En voor het eerst hoorde ik dat 'Blauw' een oprecht liefdeslied is. Het lied van een man, die 's nachts dronken thuiskomt, en in een flits beseft dat hij z'n vrouw altijd tekort heeft gedaan. Het zien duurde een seconde, maar opeens begreep ik het: dat van die battle. Ik zag de strijd van een zanger met z'n lied dat helemaal niet de wereld ingeslingerd wilde worden. Dat lekker wilde blijven zitten waar het zat. Lau stond alleen in het spotlight. Bij de tedere passages vernauwden z'n ogen zich tot spleetjes, kreeg hij kraaienpootjes op z'n slapen, en murmelde hij alsof hij het lied wilde verleiden: kom nou maar, ga nou maar. Bij de heftige, hoge passages zwollen de aderen in z'n nek op, schreeuwde hij het uit. Met gebalde vuisten en schokkende schouders pompte hij het lied omhoog, alsof hij kwaad werd: 'Schiet op lied! Wegwezen. Zeg wat ik te zeggen heb'. Zo mooi.

Vorige maand zong Thé Lau in Leuven z'n nieuwe programma. Vanaf nu toert hij ermee door ons land. Als 'De God Van Nederland'. «


[Media]