KNACK (B) Peter van Dyck, 5 juni 2002
Na
jaren van theatertournees en na de verhalenbundel 'De Sterren Van De
Hemel' bewijst Thé Lau met de solo-uitstap 'De God Van Nederland' dat
het rockershart in de dichter nog altijd klopt. Het is de plaat die The
Scene niet wilde maken.
De nieuwe CD 'De God Van
Nederland' kan zijn genen niet verloochenen. Het is het kind van een
geestelijke vader die in een waterland woont. Thé Lau: "Alle
nummers, behalve dan 'Waar Mensen Wonen', zijn visueel in mijn buurt
gesitueerd: het havenkwartier in Amsterdam. Net als in Antwerpen is de
kade lang vergeten gebied geweest. Momenteel bruist het er weer van het
leven."
'Waar Mensen Wonen' is
een literair nummer.
Thé Lau: "Eigenlijk een soort rap. Het is mijn pièce
de résistance. Aan dat liedje heb ik het langst gewerkt. Het was
eerst een gedicht van vijf A4'tjes. Ik ben er heel tevreden over. Over
heel het album overigens. Ik heb de plaat in Brussel afgewerkt. In
Studio Jet, naar verluidt de oudste studio van Europa. Dat is iets wat
ik al jaren geleden had moeten doen: met Belgen samenwerken. Toen we de
laatste avond naar de definitieve mix luisterden, hoorde ik een zekere
magie. Maar de avond erna sloeg de onzekerheid alweer toe. Na het
voltooien van een plaat volgt steevast een vervelende periode. Weken van
twijfels. Precies op dat moment moet je dan journalisten te woord staan."
Waarom had je al
eerder met Belgen moeten werken? Wat is het verschil dan?
"Het niveau ligt hier gewoon hoger. Ik heb in Nederland al
vaak gevechten moeten leveren voor de goede smaak."
Je wou Sarah Bettens
zo graag voor het duet 'Onder Aan De Dijk' dat je er speciaal voor naar
Atlanta bent gevlogen.
"Toen ik het nummer had geschreven, hoorde ik meteen dat
het als duet beter uit de verf zou komen. Aanvankelijk was het plan er
een Portugese vertaling van te laten maken en het met fadozangeres
Cristina Branco te brengen. Die vertaling wilde echter niet echt
vlotten. Het idee was wel aardig, want mijn familie is van Portugese
origine. Intussen had ik demo's rondgestuurd. Zonder al te veel
verwachtingen, want ik las in de kranten dat het zo slecht ging met de
platenindustrie. Tot mijn stomme verbazing kreeg ik toch van vijf
platenfirma's aanbiedingen. Toen ik voor Sony had gekozen, ging ik na
welke artiesten er zoal bij die firma zitten. Toen viel de naam K's
Choice. Sarah: die moest ik hebben. Eigenlijk had ze weinig zin om in
die periode, het was net voor Kerstmis, iets te doen. Ineens flitste
door mijn hoofd: dit wordt het eerste met betrekking tot deze plaat dat
verkeerd zal lopen. Op oudejaarsavond belde ze me op. Ze wilde het toch
wel heel graag doen, maar dan moest het in Atlanta gebeuren. Dus vloog
ik naar ginds. Daar ging het bijna alsnog mis. Het sneeuwde er, iets wat
eens om de tien jaar voorvalt. Mijn vliegtuig was het laatste dat nog
mocht landen. Het is daar een subtropisch klimaat. Sneeuwruimers hebben
ze niet. Gelukkig had Sarah een 4x4, zodat we toch nog in de studio
geraakten (lacht). Daar bleek dat ik een heel amateuristische
fout had gemaakt: ik had niet gecheckt of de toonhoogte van het nummer
voor haar oké was. "Het is wel een beetje laag", zei ze. Het
is toch nog goed gekomen. Ik ben heel trots op het resultaat. Voor deze
CD heb ik geen compromissen moeten sluiten. En eerlijk: daar was ik wel
eens aan toe. Ik had twee jaar geleden al aangekondigd dat ik een
soloalbum zou maken."
Maar toen liepen die
optredens met The Scene naar aanleiding van de release van de compilatie
'Rauw, Hees, Teder' plots weer zo lekker dat het toch langer heeft
geduurd voor je die stap daadwerkelijk zette.
"Juist. We hadden moeilijke jaren doorworsteld met The
Scene. Die optredens betekenden een wonderlijke ommekeer. Als we twee
jaar voordien op een festival speelden voor een 6000 mensen, dan
applaudisseerden er 300. Ineens gingen weer duizenden handen de hoogte
in. Een rare gewaarwording. Die verzamelplaat heeft immers commercieel
weinig teweeggebracht. En ik had mijn solonummers toen al klaar."
Voelde dat niet
vreemd? Alsof je een dubbelleven leidde?
"Nee. Zo gek veel speelden we niet. Tussen de bedrijven
door zat ik in de studio in Amsterdam. Ik kon daar binnen en buiten
lopen wanneer ik wilde. Een heel prettige manier van werken. Het kwam
erop neer dat we wat ik thuis had opgenomen digitaal moesten omzetten en
er hier en daar nog wat instrumenten bijplaatsten. Ik heb zelden langer
dan vier uur achter elkaar in die studio gezeten."
Wat ik zo knap vind
aan de CD 'De God Van Nederland', is dat de muziek zo simpel lijkt.
"Dat is bedrieglijk (lacht)."
Het heeft soms iets
minimalistisch. Eén groove of één riff die gewoon rechtdoor gaat.
"In feite werk ik al jaren zo. David Bowie was daar lang
geleden ook al mee bezig, onder invloed van Philip Glass. Zo ben ik op
dat spoor gezet. Dat is ook een beetje de Nederlander in mij. Het krijgt
iets Mondriaan-achtigs, als je het in beelden zou vertalen. Ik hou het
graag heel strak. Het gekke is dat dat net moeilijk te spelen is. Als
een van de muzikanten bij manier van spreken staat te pitten, is het
effect meteen weg. Je moet het supergeconcentreerd spelen."
Het doet me vreemd
genoeg aan de oude Scene denken. De laatste albums 'Arena' en 'Marlene'
probeerden misschien ietwat té geforceerd anders te zijn. Waardoor ze
een onevenwichtige indruk maakten.
"Hoe gaat dat: we hadden
'Blauw' gemaakt dat, vooral in Vlaanderen, heel goed ontvangen werd. Bij
'Open' kregen we nog steeds positieve kritieken, maar begonnen we toch
al de eerste geluiden op te vangen van: het is meer van hetzelfde. Toen
'Avenue De La Scene' verscheen, kregen we nog meer te horen dat we op
zoek moesten naar een nieuw geluid. Dan denk je: misschien hebben ze wel
gelijk. Met 'Arena' gingen we daadwerkelijk op zoek naar een nieuwe
sound en toen lazen we overal dat de recensenten verlangden naar wat we
vroeger deden (lacht). Vóór 'Marlene' had ik al een drietal
theatertournees achter de rug. Daar wilde ik toch wel iets van meenemen
op die plaat. Ik werkte toen met Dante Oei, een toetsenman die klassiek
geschoold is. Ik luisterde daardoor plots veel meer naar klassieke
muziek. Ik laat me nogal snel meezuigen in zoiets, en dan moet dat ook
gebruikt worden. Nu ben ik, zoals je aangaf, terug bij mijn oude
werkmethode beland. Al ben ik door die confrontatie met klassiek veel
secuurder geworden in het arrangeren. Vroeger kwam ik er pas in de
studio achter wat iedereen in een nummer precies deed en moest ik soms
nog wat bijschaven om het harmonisch te doen kloppen. Nu pluis ik dat
allemaal op voorhand uit. Daarom wil ik ook altijd iemand in de groep
die noten kan lezen. Neem nu het refrein van 'Waar Mensen Wonen': vier
jaar geleden hadden daar geheid fouten in gezeten. Een lelijke dissonant
of zo."
Was het destijds een
strijd om die afwijkende nummers op 'Marlene' te krijgen?
"De platenfirma heeft me nooit een strobreed in de weg
gelegd. Ik zag wel eens een frons. Bij een nummer als 'Otto's Imperium'
bijvoorbeeld. Dan suggereerden ze voorzichtig of het er niet als
bonustrack op kon (lacht). Kijk, ik hou ervan om iets uit te
proberen. Ik durf me op dat vlak wel eens te vergelijken met Elvis
Costello. Hij heeft ook zijn uitstapjes: met Burt Bacharach, het Brodsky
Quartet, operazangeres Anne Sofie von Otter. Maar het draait altijd wel
om zíjn liedjes. Hij experimenteert graag met de vorm. We luisterden op
een dag in de auto naar 'Californication' van Red Hot Chili Peppers. Ik
zat achter het stuur te kicken. Mijn vrouw merkte op: "Ben je niet
vergeten dat je van oorsprong een rocker bent?" Dat heb ik me ter
harte genomen."
God en geloof duiken
vaak in je werk op. Nu ook weer met 'De God Van Nederland'. Je noemt Hem
een ongelikte beer.
"Daar zit een leuk verhaal aan vast. Ik had een heel
duidelijk idee van de identiteit van die God van Nederland toen ik het
titelnummer schreef. Tijdens onderhandelingen met V2, één van de
platenlabels die in de running waren om een deal te sluiten, vroeg de
baas me: "Je weet toch waar dat vandaan komt: God van
Nederland?" Ik dacht dat ik het zélf bedacht had. Toen bleek het
in het verhaal 'Dichtertje' van Nescio voor te komen. "Dat moet je
maar eens lezen", zei hij. Meteen na dat gesprek heb ik het boek
gekocht waarin dat verhaal stond. Dat leverde een verbijsterende
ervaring op. Wat hij met God van Nederland bedoelde, kwam volledig
overeen met het
beeld dat ik ervan had. Hij beschrijft in zestig pagina's precies dit
lied. In het mooiste Nederlands dat ik ooit gelezen heb. Ik weet nu waar
Reve zijn stijl vandaan heeft. Mijn hele ziel stond in dat verhaal
beschreven. En dan te weten dat het in 1916 is geschreven, bijna honderd
jaar geleden. Ik was echt verbouwereerd. Dat verhaal is één groot
verzet tegen het calvinisme dat Nederland verstikt."
Heb je zelf nog zoveel
last van dat juk van het calvinisme?
"Minder en minder. Het heeft iets tweeslachtigs. In de auto
hiernaartoe viel mijn blik op borden langs de weg met boodschappen tegen
euthanasie. Op dat vlak ben ik trots op Nederland: dat we heel liberaal
zijn in dat soort morele debatten. Waar ik dan helemaal niét trots op
ben, is de houding van onze regering tegenover de zaak-Srebrenica. Dat
aarzelen: doen we mee of doen we niet mee, is typisch Nederlands. Om dan
te besluiten: we doen half mee. Wat je in een krijgssituatie nooit kunt
maken. Dus stuurden ze een onderbewapend bataljon. Vervolgens duurt het
zes jaar voor het kabinet daarover valt. De kamerdebatten worden nu ook
grimmiger. Het Pim Fortuyn-effect. Dan zie je soms de beleefdheid
verdwijnen en de arrogantie de kop opsteken. Ik heb mezelf vaak de vraag
gesteld waarom ik in België populairder ben. Er moet in mij iets
zuidelijks zitten dat botst met vooral de mannelijke bevolking van mijn
geboorteland."
Geraak je zelf wel
eens in gewetensnood?
"Ja. Zoals iedereen waarschijnlijk. Ik ben absoluut geen
dappere mens. Meestal loop ik weg van conflicten. Al is dat met de jaren
veranderd. Toen ik pas in Amsterdam woonde, was ik banger op straat. Ik
heb ook wel wat meegemaakt: iemand naast me in een cafetaria die in
elkaar zakte met een mes in zijn rug, ik heb ook ooit midden in een
schietpartij gezeten. Ik heb het lied 'Helden' gezongen voor de
Nederlandse campagne 'De maatschappij, dat ben jij', die mensen sociaal
bewuster wilde maken. De boodschap was: als je op straat iets ziet
gebeuren, doé dan iets. Je moet niet passief blijven toekijken. Ik neem
wat ik zing serieus, maar toen dacht ik toch: en ik dan? Ik heb het
geluk gehad dat er het laatste jaar niets voorgevallen is waarbij ik had
moeten ingrijpen. Ik weet ook niet zeker wat ik zou doen als ik in zo'n
situatie verzeild zou geraken."
Je was als kind bang
van je vader wanneer hij gedronken had.
"Ik heb op mijn dertigste verjaardag besloten dat het
afgelopen moest zijn om dat verleden als last te dragen. Hoe meer je met
mensen praat, hoe meer je erachter komt dat iedereen lijken in de kast
heeft."
Je kunt zelf ook wel
wat alcohol verzetten, terwijl je in je jeugd hebt gezien wat drank met
een mens kan doen.
"Ik ga niet slaan als ik gedronken heb, zoals mijn vader
destijds. Ik word nooit agressief. Ik deed ooit een weddenschap met
iemand om een maand niet te drinken. Dat ging prima. Ik had meer
energie, maar vond het leven ook wat saaier. Toen kwam het eerste
optreden in die maand. In een theater, waar je toch meer geconcentreerd
en geïnspireerd moet zijn dan op een rockpodium. Tijdens de pauze kwam
de technicus de kleedkamer binnen. "In godsnaam, wat is er met je
aan de hand?" vroeg hij. Ik wist het niet, ik had de indruk dat
alles goed liep. Toen zag hij het glas water op de tafel. "Doe me
een lol en drink twee glazen wijn, anders wordt dit optreden een
drama." Dat deed ik. Na afloop vroeg ik of het nu beter was.
"Het was een pak van mijn hart", zei hij. Ik ben niet zo dol
op psychologiseren, maar wat ik als verklaring zie: als je twee glazen
wijn voor een optreden drinkt, vraag je je, als je het podium op
wandelt, in een impuls af: had ik dat nu wel moeten doen? Op dát moment
sta je scherp. Toen ik enkel water dronk, nam ik een houding aan van:
mij kan niets overkomen. Daarom dat ik, tijdens het eerste gedeelte, aan
dingen moest denken als: heb ik mijn belastingaangifte wel gepost en
waar heb ik mijn auto nu weer geparkeerd? Zoiets is dus dodelijk. Het is
wél zo dat ik nooit sterke drank aanraak. Dát maakt het duiveltje in
je wakker. Zo was het ook met mijn vader: als hij aan de jenever zat,
ging het fout. Ik hou het bij bier en wijn."
'Rock 'n' Roll' gaat
over iemand die de cocaïne afzweert.
"En nu ga je vragen of het autobiografisch is, niet?
(lacht)."
Is het een béétje
autobiografisch?
"Dat is het. Ik heb een jaartje cocaïne gebruikt. Coke is
een wondermiddel. Het geeft je het gevoel onoverwinnelijk te zijn. Wat
iemand je ook zegt, je hebt altijd een raak antwoord klaar. Wat in het
Amsterdamse sociale leven, met zijn harde humor, een voordeel is. Ik had
zo'n dealer die met zijn GSM rondloopt. Ik hoefde enkel het nummer in te
toetsen en dan stond hij een half uur later op de stoep. Tot ik een keer
het nummer intikte en hij zei: "Sorry, ik ben ermee gekapt."
Hij had een vriendinnetje gekregen dat hem had aangemaand een baan te
zoeken, want ze wou geen man die daarvan leefde. Ik zei:
"Gefeliciteerd en bij deze is het ook voor mij afgelopen." Van
die beslissing heb ik absoluut geen spijt. Cocaïne bezorgt je een kil
gevoel."
Dat je in '96 startte
met die theatertournees duidde toch wel op een mentaliteitswijziging.
Jan Douwe Kroeske van '2 Meter Sessies' vertelde me ooit dat The Scene
altijd weigerde akoestisch te spelen. Het leek alsof je in die tijd
verhangen was aan het volume.
"De band kon dat eenvoudigweg niet, akoestisch spelen. Ik
had daar persoonlijk geen problemen mee, maar als we met de groep niet
versterkt speelden, was dat altijd zonder overgave. We traden met The
Scene ook wel eens in theaters op, maar dat voelde nooit lekker. Als Jan
Douwe het me vandaag zou vragen, weet ik nog altijd niet of ik erop
inga. Na zo'n serie theaterconcerten ben je uitgekeken op die stilte. Ik
heb nu een nieuwe liveband samengesteld. Er spelen twee jonge kerels uit
Rotterdam in. Bij de eerste repetitie zette ik mijn versterker open. Ik
zag ze schrikken van het volume. Ze grijnsden. Ze hadden kennelijk
verwacht: dat is een al wat oudere man, we zullen moet dimmen (lacht).
Voor mij is het alles of niets. Als ik met een drummer en een bassist
speel, kan het nooit zacht zijn."
Gaat je carrière nu
de kant uit van een Neil Young: zo nu en dan solo een akoestische plaat
maken en tussendoor heftig rocken met de groep?
"Ik weet het niet. Ik leef van dag tot dag. The Scene
speelt nu een jaar niet. Het was trouwens nodig om eens tot inkeer te
komen. We hebben veertien jaar gezwoegd en zoiets blijft uiteraard niet
vrij van spanningen. Het is beter het nu een jaar te laten bezinken. Ik
heb hen overigens dit project aangeboden. Ze reageerden: "Ja maar,
dat wordt een theater-CD." Toen daar discussie over ontstond, heb
ik besloten het alleen af te maken."
Ik las dat ze de
voorbije jaren veel kritiek hadden op je teksten. Ze vonden ze te zwaar.
"Daar is onenigheid over geweest, ja. Ik weet niet wat ik
daarvan moet denken. Op 'Marlene' heb ik me ingehouden. Iets als 'Otto's
Imperium' ging voor hen waarschijnlijk te ver. Dat mezelf intomen, heeft
niet zo'n goed gevoel achtergelaten. Als ik de honderd meter in tien
seconden kan lopen, waarom zou ik er dan veertien seconden over doen? Ze
argumenteerden dat die tekstuele aanpak niet bij een rocksong paste. Ik
had de reflex: als er bij hen twijfel bestaat, moeten we er als groep
niet aan beginnen. Je kunt je geen twijfel permitteren. Luister naar 'Californication'
van Red Hot Chili Peppers: daar hoor je een unanieme geïnspireerde
inspanning. Van de eerste maat hoor je: die band staat scherp. Op de
goede nummers op de recentste U2-CD 'All That You Can't Leave Behind',
die teruggaan naar hun oude geluid, hoor je dat ook."
Live knallen ze
opnieuw.
"Vanwege het succes. Op enkele nummers van 'All That You
Can't Leave Behind' merk je ook de onzekerheid. Zelfs bij dat soort
grote groepen zie ik daar dwars doorheen. Hun vorige plaat was een heel
weird experimenteel project, je kunt ze wat dat betreft naast The Scene
leggen. Ze stoeiden daarop met danceritmes. Maar rock en dance hebben
altijd al gebotst. Ook op sociaal vlak. Toen ik op de middelbare school
zat, stonden blues en soul ook al lijnrecht tegenover elkaar. Dat was
niet te combineren. Het is alsof je een man in een vrouw zou willen
stoppen. De eerste twee tracks van die nieuwe U2-plaat zijn behoorlijk
zwaar geproduceerd. Dat leert mij toch dat U2 angst had. De schrik:
misschien is dit het einde van de band. Maar toen kwam de opluchting,
want ze scoorden twee grote hits: 'Beautiful Day' en 'Elevation'. Ik heb
hun optreden in Boston gezien en inderdaad: dat was een herboren groep.
Als zoiets The Scene nog zou kunnen overkomen: graag. Voorwaarde is dat
we heel lang en heel hard aan een plaat kunnen werken. Vroeger was
iedereen in de band vrijgezel. Nu hebben we alle vijf een gezin."
Toen ik het
voornamelijk Engelstalige debuut The Scene hoorde, dat enkele jaren
geleden in Zwitserse bootlegversie zijn weg naar de platenwinkels vond,
kon ik me niet voorstellen dat The Scene die ik kende daaruit was
voortgesproten.
"Ik kan me voorstellen dat je je dat niet kon voorstellen (lacht).
Nadien is er nog een plaat gekomen: 'This Is Real'. Als je die hoorde,
zou je het je nóg moeilijker kunnen voorstellen. Ten tijde van het
debuut waren we een trio. Dat was de era van de new wave, een stroming
die belangrijk voor me was. Voordien was ik into bluesrock. Die
eersteling was dus een poging tot een new-waveplaat. Pas daarna kwam ik
op het minimalistische spoor van weinig akkoorden. Een sleutelmoment was
toen ik op Torhout-Werchter naar al die bands stond te kijken en me
afvroeg wat aan mijn groep ontbrak om ook daar te kunnen spelen. In een
flits realiseerde ik me dat het power was. Dus ging ik na hoe dat kwam.
Het lag onder andere aan de composities. Te veel gepiel. De lichte
nummers moesten er meteen uit. Dat waren toevallig de Engelstalige
songs. Die eerste teksten in het Nederlands, dat was schrapen en
krassen. Als ik al eens een goede tekst had, werd het ingegeven door
iets wat waar gebeurd was. De aanleiding van 'Rij Rij Rij' was
bijvoorbeeld de dood van een vriend."
The Scene werd lang
genegeerd. Hoe komt het dat je toch bleef geloven in je talent?
"Ik heb het mezelf niet makkelijk gemaakt, hoor. Ik kwam in
'74 in Amsterdam. Dat mijn groep The Scene heet, is eigenlijk tamelijk
ironisch. Ik wilde namelijk nooit tot een scene behoren. Ik wilde mijn
eigen weg zoeken. Samen met De Dijk ben ik even de richting van de
rhythm & blues uitgegaan, maar dat heb ik snel in een impuls van me
afgezet. Ik wilde niet de zoveelste blanke zijn die leentjebuur speelt
bij de Amerikaanse muziek van de zwarten die nooit een cent hebben
gezien voor hun inspanningen. Dat is gelukkig intussen veranderd.
Hiphopproducer Dr. Dre rijdt vast in een leuke auto. Ik hoorde enkele
jaren geleden nog iedereen kankeren dat er
niets nieuws onder de zon was. Dat klopt niet, maar de grootste
innovaties komen toch weer uit de zwarte hoek."
Zo is het altijd
geweest, toch?
"Ik vind het fascinerend. Ik liep rond in Atlanta, waar
tachtig procent van de bevolking zwart is, en begreep weer veel meer van
wat soul is. Achter de goede rappers en r&b-artiesten zit een
bepaalde attitude. Dat is iets heel aristocratisch. Dat zie je ook aan
hun houding op straat. Die is helemaal anders dan die van de Surinamers
in Nederland. In de Surinaamse gemeenschap wordt ook muziek gemaakt,
maar dat blijft intern. Dat breekt er zelden uit. Terwijl die
Amerikaanse hiphoppers wereldwijd bekend zijn. Het is echter toch
frappant dat de beroemdste van allemaal weer een blanke is: Eminem. Die
vind ik overigens erg goed. Daar kwam mijn zoon mee af. Een illegale
kopie die hij gedownload had van Napster. Dus heb ik hem een draai om
zijn oren gegeven en vervolgens de schijf in de cd-speler gestoken (lacht)."
Puberzonen zijn wel
heel handig voor ouder wordende muzikanten om bij te blijven.
"Je kan het ook slecht treffen. Dance en house
bijvoorbeeld, daar kan ik niet naar luisteren. Dat trapt me op mijn
ritmische ziel. Ik begrijp er niets van. Ik wíl het ook niet begrijpen.
De r&b van Mary J. Blige boeit me veel meer. En al die power girls.
Ik mocht op een radioprogramma zelf plaatjes kiezen. Daar zat Pink
tussen. De presentator, een serieuze mens, kon niet volgen. Ik zei hem:
"Dat is gewoon een lekkere meid. Een rebel van
het soort dat twintig jaar geleden ondenkbaar was."
«
[Media]
|