HET
BESTE VAN THE SCENE OP ÉÉN CD:
RAUW,
HEES, TEDER
DE TELEGRAAF Jip Golsteijn, september 2000 "Ik ben dol op vrouwen. Te dol, zegt menigeen. Zelfs vrouwen. Van de week nog kreeg ik stevige kritiek op een verhaal dat ik had geschreven, van een vrouw die vond dat ik mijn heldinnen niet zo moest idealiseren en ze van een beetje meer aardsheid behoorlijk zouden opknappen. Ze had gelijk. In dit geval tenminste. Maar in het algemeen geloof ik wel wat ik in 'Blauw', misschien wel mijn bekendste nummer, schrijf: 'ik heb vannacht gedronken en gezien / hoe geen vrouw ooit krijgt wat ze verdient / het zien duurt een seconde, de gedachte blijft voor altijd / ik heb vannacht gedronken en gezien'. Ik kan me herinneren dat ik, al schrijvend, dacht: uitkijken, dat dit niet te klef wordt. Daarom heb ik de tekst pas in het derde couplet persoonlijk gemaakt: 'hoe jíj van mij nooit krijgt wat je verdient'. Maar volgens velen ga ik toch weer emotioneel uit de bocht, in de slotregel: 'hier kom ik aan, hier ben ik lief, ik geef mezelf aan jou'. Ja, zoiets zou ik in het dagelijks leven kunnen zeggen, vooral als ik, zoals in het refrein, blauw, blauw, blauw ben, haha. Ik, vrouwelijk? In één opzicht zeker: ik kan maar één ding tegelijk goed doen. Ik heb er al een hekel aan om, terwijl ik aan de telefoon ben, van elders in het huis toegeroepen te krijgen waar ik het óók nog even over moet hebben. Ik zit na sluitingstijd duizend keer liever met tien vrouwen om de stamtafel dan met tien mannen, maar het type man dat ik het meest bewonder kan drie, vier dingen tegelijk. Maar menige vrouw die ik heb gesproken, en mijn eigen vrouw het hardst, beweert dat dát nou juist de hinderlijkste eigenschap van mannen is, de reden waarom vrouwen permanent het gevoel hebben dat er geen volledige aandacht besteed wordt aan het belangrijkste in het leven. Ik hoorde ooit een mop - nota bene van een vrouw, die zoals je weet, er nooit één kan onthouden, laat staan (na)vertellen - over een relatietherapeut, die wil weten hoe de taken in een bijna gestrand huwelijk zijn verdeeld. Wie beslist over wat? De vrouw zegt dat ze alleen over onbelangrijke dingen gaat; waar haar man werkt, waar het gezin woont, waar de kinderen naar school gaan, dat soort dingen. De therapeut vraagt wat in godsnaam belangrijker kan zijn dan dát. Nou, of de NAVO Belgrado moet bombarderen bijvoorbeeld. Normaal houd ik ook niet van moppen, maar om die moest ik lachen. Hij leek me illustratief voor de meeste verhoudingen: vrouwen regelen geruisloos lopende zaken, terwijl mannen druk zaken doén, als je begrijpt wat ik bedoel. Of ik ook beloond wordt voor mijn emancipatie? Hoe zou dat moeten? In seks? Mijn ervaring is dat seks in de rock 'n roll zwaar wordt overschat, al was het maar omdat drugs, ook van het vloeibare soort, in de weg zitten. Vrouwen in de rock 'n roll kunnen over seks, of het gebrek daaraan, dan ook het meeste meepraten. Zelfs aan de uiterste commerciële top heb je twee scholen: de Janis Joplin-school en de Grace Slick-school. Janis bedreef naar eigen zeggen elke avond de liefde met duizend man en moest vervolgens alleen naar bed. Dat vond ze niet eerlijk. Grace daarentegen redeneerde: wie heeft gezegd dat het leven eerlijk is en werkte, buiten beeld van de media, haar vrienden- en kennissenkring af, te beginnen met Jefferson Airplane. Haar systeem om zich te handhaven in een mannenwereld was de indruk te wekken seksueel altijd beschikbaar te zijn. Niet erg feministisch, maar ze is er verder mee gekomen dan Janis. Om te beginnen dertig jaar. Maar het zal je niet verbazen dat ik Janis oneindig veel hoger aansla dan Grace. Toegegeven: je wordt nooit slechter, als je op je zevenentwintigste door een overdosis dood gaat, in plaats van tot in Las Vegas, Reno en Lake Tahoe door te moeten zingen, tot ver voorbij je houdbaarheidsdatum. 'Rauw, Hees, Teder', beter kan het werk van The Scene niet worden samengevat. Ja, het stoort me wel eens dat zelfs de grootste fans vanaf 1990 beginnen te tellen, terwijl ik de band al 22 jaar geleden heb opgericht. Maar áls iemand dat weet blijkt hij of zij meestal te denken dat ik toen een roepende in de woestijn was. Terwijl we juist een vliegende start hadden: een uur live op TV, het voorprogramma van Golden Earrings en een hit in Portugal. 'Young Dogs', heette die, en zo voelden we ons ook. Theoretisch hoort het dan nog een heel eind te zijn naar 'twilight time', zoals dat in het Engels, waarin we toen nog zongen, zo mooi heet, de avondschemering die zelfs voor goden onvermijdelijk valt. Voor we het wisten waren we door de bodem van de hel gezakt en in het Nederlandse clubcircuit terecht gekomen. Het is de ultieme test voor iedere popmuzikant - optreden voor twintig man is zenuwslopender dan voor twintigduizend - maar ik kan me voorstellen dat er mensen aan onderdoor gaan. Niets tast het zelfvertrouwen zo aan als gebrek aan succes, vooral als je er al aan hebt mogen ruiken. Er worden prachtige dingen beweerd over de louterende werking van 'paying your dues', maar ik mag dan een geboren romanticus zijn, een masochist ben ik niet. Het tragische was dat The Scene, ten tijde van het eerste falen, een geweldige band was. Redding kwam uit onverwachte hoek. Ik werd gebeld door een promotor die zich om duistere redenen had gespecialiseerd in het Oostblok. Hij had dat rijk grotendeels alleen, omdat de meeste mensen er beroepshalve amper naartoe wilden. Maar wij hadden weinig keus, toen we in 1983 een tournee van drie weken door Polen kregen aangeboden, in het kader van één of andere cultureel uitwisselingsprogramma. In Nederland kan je Groningen en Maastricht op één dag doen en nóg 's nachts in je eigen bed terechtkomen, maar dit was de eerste klassieke tournee in mijn muzikantenloopbaan, hoewel ik met Neerlands Hoop Express, ten tijde van de oliecrisis, die van begin jaren zeventig uiteraard, al eens meesterlijk had gedaan alsof. Bus uit, podium op, spelen, bus weer in, uitstappen bij het hotel, inchecken, souperen en dan afblussen, met wodka en champagne, meestal op de kamer van de zanger van Budka Suflera, de Poolse band waar we mee rondtrokken. Dag in, dag uit. Thuis hadden we de afgelopen jaren voor anderhalve man en een paardenkop gestaan, hier trokken we, dankzij Budka Suflera, elke avond duizenden mensen. Die leken allemaal op elkaar, meer nog dan de hallen die ze vulden, allemaal tussen Jugendstil en art-deco in. Ik heb er nog altijd één op mijn netvlies staan, in Wroclaw, het voormalige Breslau, omdat Hitler daar ooit een toespraak zou hebben gehouden en ik zijn geest boven het podium meen te hebben voelen zweven. Er werd in die tijd in Polen trouwens dag en nacht over politiek gesproken, zij het alleen als de Geheime Dienst niet meer kon luisteren. Dus bijvoorbeeld wel in de bus, maar niet in het hotel. Hoewel hun strijd nooit de onze kon worden, begreep ik hun dilemma. Het mijne was aardser: we moesten, met loden schoenen, terug naar de lege clubs in Nederland en ik vreesde voor een nóg grotere leegloop van de band. Die kwam, toen 'This Is Real' kansloos was geflopt. Achteraf is die plaat ook wel erg schizofreen, half in het Engels en half in het Nederlands gezongen, maar dat maakt de mislukking vijftien jaar later niet minder pijnlijk. Want we zaten, overigens al even achteraf gezien, ook half goed. Iemand maakte me attent op een briefje dat al een tijdje op het prikbord van de 'Sleep In' hing: bassist zoekt band. Toen ik een keer ging kijken, zag ik dat er Emilie Blom van Assendelft en een telefoonnummer onder die summiere mededeling stond. Emilie vond zichzelf dus geen bassiste, maar bassist. Dat intrigeerde me. Ik kende haar vaag, uit minstens tien zogenaamde punk- en new wave-bandjes, maar het trok me zeer om een band met een vrouw op bas te beginnen. Ik had Talking Heads een keer zonder Tina Weymouth zien spelen en daar, vrouwenman als ik ben, conclusies aan verbonden die ik hier niet eens durf te herhalen. Maar het verschil was voor mij evident. Ik heb Emilie nog dezelfde dag gebeld. Ze bleek een lieve, maar harde tante. Nóg is ze niet stuk te krijgen. Ze imponeerde me meteen al mateloos door een ex, Eus van Someren, aan te bevelen als gitarist, voor Rogier van der Ploeg, die ons maanden uit de brand had geholpen door mee te spelen als het schema van zijn eigen band Blue Murder het toeliet. Oude vlammen oppoken zie ik de meeste mannen niet zo gauw doen, zeker niet als ze elke dag zo dicht bij het vuur moeten doorbrengen. Eus bleek psycholoog, maar dat hoefde je niet te zijn om te voelen dat het ergste voor The Scene voorbij was. 'Rauw, Hees, Teder', de eerste single die we met Eus en Emilie in de gelederen hadden opgenomen, werd goed gedraaid op Studio Brussel, het beste popstation in het Nederlandse taalgebied, en niet alléén omdat ze door de jaren heen mijn muziek zijn blijven draaien, haha. Door hen speelden we steeds vaker in België. Door de, voor ons grotendeels onbegrijpelijke, taalstrijd, zijn ze daar geïnteresseerder in, en als het iets voorstelt, trotser op mensen die in het Nederlands zingen dan Nederlanders. Het had niet veel gescheeld of we hadden ook een Belgische platenmaatschappij gehad, maar op voorspraak van Pim Kops en Antonie Broek van De Dijk, kwam The Scene uiteindelijk bij Phonogram terecht. Antonie heeft ons ook ooit aan Jeroen Booy geholpen, onze drummer. Hij moest me ervan overtuigen dat iemand die bij Roberto Jacketti & The Scooters gespeeld had er echt wel iets van moest kunnen. Zo bevooroordeeld was ik wel. Jeroen kwam er vlak voor 'Blauw' bij. Dat werd de doorbraak. Inmiddels zijn we tien jaar, platina platen, Popprijzen, Edisons, en Gouden Harpen verder. En met 'Rauw, Hees, Teder' dus ook een hitscompilatie. Er zijn weinig Nederlandse bands die dat kunnen nazeggen. Ja, als 'Rauw, Hees, Teder' de weerslag was van één plaatopname, en niet 'Het Beste Van The Scene' was geweest, da had ik mijn eigen 'Thriller' gehad, als je begrijpt wat ik niet bedoel. Maar ik vind deze zeventien songs in tien jaar al imposant genoeg. Temeer daar iedereen ons live beter vindt dan op de plaat. Daar heb ik jaren geleden al een verklaring voor gevonden die, mits met de juiste hoeveelheid alcohol op gedebiteerd, nog altijd hele kroegen stil kan krijgen: een popband is een zware drinker, die elke avond alleen en somber begint, maar hem beëindigd als de niet te stoppen gangmaker van een eindeloos lijkend feest. In de studio zijn we een band, live zijn we The Scene." « [Media] |