OP ZOEK NAAR EEN OPEN OOR
ALGEMEEN DAGBLAD Robert Haagsma, januari 1999 Thé Lau, zanger en voorman van de Amsterdamse rockband The Scene zweert het circuit van feesttenten af en gaat het theater in. "Heel soms merkt iemand op dat mijn songteksten literaire kwaliteiten hebben. Alleen worden die in brede kring niet opgemerkt. Wellicht dat dit eindelijk gaat veranderen." Een veteraan vecht voor erkenning. Er knaagt al heel lang iets aan zanger Thé Lau. Slaat er ooit iemand acht op zijn songteksten? Als dat al gebeurt, worden ze dan ook begrepen? De zanger deed met zijn band The Scene de afgelopen 20 jaar talloze concerten, in alle uithoeken van Nederland. Van rokerige clubs, grootschalige festivals tot feesttenten waar het bier hoog opspatte. Een geruststellend antwoord leverde het niet op. Integendeel. Voorlopig kiest hij voor het theater. Zonder zijn band. In de hoop daar wél een willig oor te vinden. "We speelden een keer in zo'n feesttent in het oosten van het land", herinnert de zanger van de Amsterdamse rockband zich. "Na het optreden zat ik moe en bezweet in de kleedkamer toen die plotseling volstroomde met boeren. Stomdronken. Ze wilden me even komen bedanken en sloegen me hard op mijn schouders. Ik had namelijk ooit hun ultieme dranklied geschreven: 'Blauw'. Dat gaat over volkomen laveloos zijn. Toch?" De 46-jarige zanger lacht somber. "Dat was schokkend. Onze grote hit, met een tekst waarop ik zo mijn best had gedaan, wordt dan zo uitgelegd. Ze pikken er een woordje uit en slaan vervolgens de plank volkomen mis. Hij erkent dat dit misschien wel een extreem voorbeeld is, maar het bevestigde de indruk die hij al langer had: in de muziek van zijn band - doorgaans stevige gitaarrock - gaan zijn pennenvruchten kopje onder. Ook al schakelde hij al jaren geleden definitief over van de Engelse op de Nederlandse taal. Reden om te stoppen met The Scene is er niet, maar het optreden in feesttenten heeft hij definitief afgezworen. "Ik begrijp het ook allemaal wel. Het publiek daar komt voor de hits en de sfeer. Niet om zich het hoofd te breken over wat ik allemaal te vertellen heb. Toch wil ik daar nu eens een keer wél alle aandacht voor." Een begrijpelijke wens. Behalve de efficiënte rock maken vooral die teksten van Thé Lau The Scene tot zo'n bijzondere band. Ook al gaan ze veel over liefde, de zanger gebruikt beelden en invalshoeken die hem ver uit de buurt van platgetreden paden houden. Het mooist zijn de teksten waarin hij, met grootse gebaren, lucht geeft aan zijn verwondering om de wereld om hem heen. Zoals in 'Het Werk Van God', uit 1988: 'het
plafond lijkt honderd meter hoog Er leefde meer onvrede bij Thé Lau. Uitgerekend een optreden van de Britse rockband Status Quo zette hem verder aan het denken. "We stonden samen met hen op een Belgisch festival. Die groep doet al dertig jaar lang precies hetzelfde. Uit principe, want het is een aanpak die zich bewezen heeft. Ik heb de band hoog zitten en ik vermaakte me best. Alleen, elke avond hetzelfde kunstje, tot mijn dood. Ik zou daar niet mee kunnen leven. De zanger vertelt dat zoiets wél dreigde te gebeuren met The Scene. "Wat vooral kwam omdat we de laatste jaren veel in van die feesttenten optraden. Een paar honderd mensen komen voor de band. Die duizenden anderen willen zich alleen laten vollopen. Het is dan een kwestie van het podium op, aftellen en gáán. We gingen steeds harder spelen om overal bovenuit te komen. En sneller. We werden steeds slordiger, maar dat hoor je nauwelijks meer. Het interesseert je ook niet meer. Het is een circuit waarin je afstompt. Ik wil er nooit meer naar terug." De zanger kijkt dan ook reikhalzend uit naar de theatertournee, die voorlopig dertig uitvoeringen behelst. Hij zette de afgelopen jaren overigens al zijn eerste stappen op dat pad. Alles was alleen kleinschaliger. "Ik was hevig onder de indruk van optredens van de Amerikaanse zangers Randy Newman en Luka Bloom. Hoe zij, met minimale begeleiding, een volle zaal tot ademloos luisteren kunnen dwingen." Thé Lau probeerde het aanvankelijk ook alleen met zijn gitaar, maar dat beviel niet. "Daarvoor schoot ik toch te kort. Ik heb, om maar wat te noemen, niet zo'n fenomenaal gitaargeluid als Luka Bloom. Na twintig minuten begon het al te kriebelen. Zowel bij mij als het publiek." Tijdens de komende tournee laat de zanger zich bijstaan door Dante Oei, een klassiek geschoolde pianist. "Ik wil niets ten nadele van anderen zeggen, maar ik ben nog nooit een muzikant tegengekomen waarmee ik zo goed uit de voeten kan. We vullen elkaar perfect aan. Via een kettingreactie tussen ons komen de arrangementen tot stand." De zanger zal tijdens de komende tournee alleen nummers van The Scene spelen. Inspireert het theater hem ook om die af en toe te onderbreken voor een aardige anekdote of een mooi verhaal? "Zowel Randy Newman als Luka Bloom deden dat meesterlijk", knikt Thé Lau. "Ik heb het geprobeerd, maar ben erachter gekomen dat ik het niet in mij heb. Ik klink als iemand die in een stampvolle kroeg aan een mop begint, maar zich halverwege realiseert dat hij de clou vergeten is. Bovendien worden dergelijke onderbrekingen vaak zo lollig. Je moet de lachers op je hand krijgen. Dat heb ik altijd tegen gehad op cabaret. Ik reageer wel eens op iets wat uit de zaal geroepen wordt, wanneer ik mijn gitaar aan het stemmen ben. Maar meer niet." Het is een heel avontuur, herhaalt de zanger een paar keer. Het brengt iets terug waar hij jaren geleden mee afgerekend dacht te hebben: zenuwen. Na voor de eerste keer met The Scene op het Haagse Parkpop-festival gestaan te hebben, voor honderdduizenden bezoekers, had hij daar nooit meer last van gehad. "Dit is weer helemaal nieuw. Het komt ook omdat er een zware last op mijn schouders rust. Ik kan mij bijvoorbeeld geen grove fouten permitteren. Die knallen zo hard de zaal in, dat het de sfeer een tijd lang kan verpesten. De winst maakt het echter de moeite waard. Mijn bewapening is licht, maar het effect juist veel verpletterender. De nummers zijn zoveel krachtiger, omdat ze woord voor woord te volgen zijn. Je kunt ook heel precies registreren wat je ermee losmaakt in de zaal." Eigenlijk komt pas aan het eind van het interview, een beetje terloops, bovendrijven wat Thé Lau het meest dwars zit. Hij wil niet alleen dat er eindelijk eens naar hem geluisterd wordt, hij wil vooral serieus genomen worden. En als kopstuk in de Nederlandse rockwereld zal dat kennelijk niet snel lukken. "Het is typisch Nederlands. Een zanger van een internationale rockband wordt met open armen ontvangen door de jetset. Kijk naar Mick Jagger van de Stones. In Nederland ben je niets. Kan het, vooral volgens buitenstaanders, ook nooit iets voorstellen wat je doet. Je bent immers zanger van een bandje, met waarschijnlijk niet meer dan een lagere school-opleiding? Er wordt mij nog steeds wel eens gevraagd of ik er nog iets naast doe. De enige echte ster die de Nederpop heeft opgeleverd is Herman Brood. Niet dankzij zijn muziek, maar omdat hij het zo goed doet op TV en succes heeft met zijn schilderen." Thé Lau zucht. "Het is natuurlijk ook een schimmig, burgerlijk milieu, die popscene. Een burgervader heeft zijn borrel, krantje en pantoffels. Een popmuzikant heeft zijn pijpje pils en een lijntje coke. Verder zijn er weinig verschillen." "Heel soms merkt iemand op dat mijn songteksten literaire kwaliteiten hebben. Alleen worden die in brede kring niet opgemerkt. Wellicht dat dit eindelijk gaat veranderen." De zanger heeft daarbij meerdere ijzers in het vuur. Er is al een uitgever die graag de verzamelde teksten van Thé Lau wil uitgeven. Voorzien van de tekeningen van de zanger zelf. "En ik ben, heel voorzichtig, begonnen met het schrijven van proza. Ook daar hoop ik binnenkort mee naar buiten te treden." Zijn ultieme droom heeft Thé Lau echt voor het laatste bewaard: ooit in de Amsterdamse 'Carré' spelen. "Ik heb er al een paar keer op het podium gestaan, maar dat was als begeleider of in een voorprogramma. Ik wil die zaal wel eens op eigen naam uitverkopen. Wanneer Herman van Veen dat drie weken voor elkaar krijgt, moet het mij toch wel voor één avondje lukken?" « [Media] |