NIEUWE REVU Joost Niemöller, april 1996
Thé Lau is met zijn Scene
inmiddels een jaar of zestien, zeventien bezig.
Aanvankelijk met zeer wisselende samenstellingen, maar
vanaf '90 is de bezetting ongewijzigd. En zeer succesvol.
Zo waren er optredens op Torhout/Werchter en Parkpop,
gouden platen, Edisons en de Popprijs. En onlangs
verscheen een intrigerende nieuwe CD, 'Arena'. Een
tweegesprek met zanger Thé Lau. Eerst over nu en dan al
snel over punk en chauvinisme en vrouwen die de dertig
zijn gepasseerd.
Mooie plaat.
"Ja, vind ik ook."
Ook anders.
"Ja, dat moest. De laatste plaat, een
live-CD, zag ik als een afsluiting, maar ik was de enige
in de band die dat zo zag. We waren gewend om nummers
vanuit jamsessies te maken en zoveel mogelijk live op te
nemen. Daar moest het mes in. We maakten altijd
rockplaten en dit is een popplaat, vind ik. Ik heb eens
naar de platencarrière van The Beatles gekeken en toen
realiseerde ik me dat die maar zeven jaar besloeg. Toen
begon onze ontwikkeling er een beetje traag uit te zien.
Het idee kwam om de plaat te maken zoals speelfilms
gemaakt worden, met plakband en schaar. Het liedje
'Moderne Mens' bijvoorbeeld. Dat waren twee liedjes in
eerste instantie. En 'Otto's Imperium', dat is helemaal
in elkaar geschoven. Dat was echt een geluidscollage.
Niemand wist van de ander wat die gedaan had. Het was
aanvankelijk ook helemaal niet de bedoeling dat het op de
plaat zou komen. Ik hield er rekening mee dat er enorm
negatieve reacties op zouden komen. Die zijn er ook wel
geweest. Journalisten die het niks vinden. Twee of drie
keer gebeurd. Dat men gewend was aan het geluid van The
Scene en niet wilde aanvaarden dat we ook anders kunnen
klinken. 'Otto's Imperium' gaat over mijn poes Otto. Dat
wil zeggen: dat wás mijn poes, want ik heb hem een maand
na de opname moeten begraven. Dat nummer is begonnen op
een vakantie. Dan zit ik me 's avonds vaak te vervelen
als iedereen naar bed is. Ik had van Rick de Leeuw van de
Tröckener Kecks een boek gekregen met gedichten van
Pesoa en als vingeroefening wilde ik zelf ook zo'n lang
gedicht schrijven. Dat ging gewoon niet. Ik kan echt niet
schrijven. Maar ik wilde het wel afmaken. Toen dacht ik:
als ik maar wat muziek heb, dan lukt het misschien wel.
Na die vakantie kwam Otto Cooymans, onze pianist, met wat
muziek die hij in één keer op cassette had gezet."
Was de poes
naar de pianist genoemd?
"Nee, het is toevallig dat die net zo
heet als die poes. Die poes heette al zo toen hij uit het
asiel kwam. Ze hadden hem gevonden in de Otto
Helderingstraat, vandaar. Die moet ergens in Amsterdam
West zijn. Dat komt ook in de tekst voor. Gek genoeg heb
ik dat niet nagezocht, bedenk ik nu. Met de muziek erbij
van Otto de pianist had ik inderdaad zo die tekst af."
Ik zie het
verband niet met Pesoa.
"Ik wilde ook zo'n gedicht schrijven.
Met een open structuur en wel met rijm, maar niet met een
metrum. En waar zullen we het over doen? Nou, over de kat."
Die kat was er
toen niet bij, want je was zelf op vakantie.
"Kwam ook mooi uit. Ik heb hem het
resultaat wel laten horen. Hij is in slaap gevallen. Op
m'n buik."
Het heeft een
hele mooie sfeer. Iets groezeligs. Die kat met dat
schuurtje, dat die daar loopt te darren. Iets onderwereld-achtigs.
"Een eigen wereld. Het was een
uitdagend project. Ik ben mijn leven opgegroeid met
katten, maar toen ik dat ging schrijven, merkte ik dat ik
helemaal niet zoveel van katten wist. Alleen maar circumstantial
evidence. Ik dacht nog: misschien moet ik Midas
Dekkers bellen voor meer feitelijke informatie. Heb ik
niet gedaan."
Je noemt die
kat een rode indiaan.
"Zoals nu, in de lente, als hij nu nog
zou leven, zou ik elke dag een muis op mijn bed vinden of
op mijn hoofdkussen. Of een vogel. De meest kwetsbare en
domme vogel, de merel, bracht hij bij bosjes binnen. Het
zijn geschenken, hè. Als je die in de vuilnisbak gooit,
zijn ze een dag beledigd. Hij wil dat je ze opeet. Hij
wil niet dat hij afhankelijk is van jou qua voedsel. Er
is een boekje verschenen waarin staat dat de kat een mens
ziet als een minder soort poes. Hij oogt plomp, is wel
enorm groot, maar kan eigenlijk niks. Niet mooi springen
bijvoorbeeld. Poezen willen niet zien dat ze van mensen
afhankelijk zijn. Ik heb het idee dat één helft van hun
persoonlijkheid het wel aanvaardt. Heel menselijk."
Zag je Otto
als een held?
"Ja, De keer dat ik zag hoe hij in
anderhalve seconde een boom van vier meter tot in de top
beklom. Dan is het net alsof ik naar Andre Agassi zit te
kijken die een service van 220 kilometer op gras
retourneert. Ik ben altijd erg gevoelig voor buitenissige
prestaties. Dat met die merels, dat vond ik een minder
punt. Dat waren gewoon baby's die uit het nest vielen en
er voor het oprapen lagen. Maar een muis die van het ene
gaatje over anderhalve meter sprint naar het andere
gaatje en die van drie meter pakken, dat vind ik wel wat."
Leef je op het
platteland of zo?
"Nee, in Amsterdam. Maar onze tuin is
vrij landelijk."
Op 'Moderne
Mens' zing je: de laatste baby is geboren.
"Ik werd vader en besloot toen: ik wil
hierna niet nog weer een baby. Dus dat was de laatste
baby. En tegelijkertijd las ik in de Volkskrant heel
achteloos over de moderne mens werd geschreven.
Toen dacht ik: er bestaan helemaal geen moderne mensen.
En toen dacht ik aan de laatste baby. Nou, die wordt dan
misschien de moderne mens. Het is voor mij ook een
bizarre tekst. Ik moet de hele tijd aan die film van
Fritz Lang denken. 'Metropolis'. Voor het nummer
'Bruid' ben ik mensen gaan bellen met de vraag: waar ben
je bang voor?"
Voor de dood.
"Nee, dat zegt dus niemand. Dus daarom
kon ik ook schrijven: wij zijn meer bang voor de
liefde dan we bang zijn voor de dood. En de zin die
op mezelf betrekking heeft is: wees niet bang dat
gevangen in het licht je ware aard niet mooi zal lijken
als een transparant gezicht. Ik begin namelijk te
merken dat ik in interviews niet zomaar over de plaat kan
praten want er wordt nu ineens op mij gelet. Veel
journalisten willen plotseling weten wie ik ben. Dus ik
moet dan ook gaan nadenken over wat ik daarover kwijt wil.
Vroeger ging het alleen maar over de plaat en de band en
dat soort dingen. Makkelijk te beantwoorden vragen.
Journalisten van allerlei pluimage beginnen ineens over
mijn seksleven. Mensen stellen zich geloof ik ook nog
steeds voor dat er orgieën in de kleedkamer van
Emmeloord zijn. In dat soort typecasting ben ik niet zo
te vangen. Komt ook door mijn leeftijd. Mijn bestaan is
niet gefundeerd op een outfit en een kapsel."
Toch ook weer
wel. Toen ik je op straat zag lopen wist ik gelijk al van
grote afstand dat jij het was. Je cowboy-overhemd, zal ik
maar zeggen. Uitgesproken rock 'n roll.
"Ja, maar een aantal belangrijke
elementen van de rock 'n roll heb ik niet. Het machismo.
Voor zover ik groupies heb, zijn het de wat meer geïnteresseerde
oudere dames, minimaal dertig. Het idee van de rock 'n
roll levensstijl vind ik volslagen onzin. Op twee
uitzonderingen na, maar die ontstijgen het idee min of
meer. De grootste vind ik Keith Richard. Wat je in de
jaren zestig een zeer highe persoon zou noemen.
En in Nederland Herman Brood. Ik heb een enkele keer een
gesprek met Brood gevoerd en er wordt door hem nooit een
opmerking gemaakt die je verwacht. Ik heb ooit nog eens
een poging gewaagd om een plaat met hem te produceren. Ik
wilde met hem iets doen met het expliciete en de frisheid
van 'Shpritsz', wat ik nog steeds zie als zijn werkelijke
debuut. Ik zag hem ook als potentieel probleem in de
studio, dus ik koos voor de botte benadering. Van: als ik
dat doe dan gebeurt dat zo, punt. Toen haakte hij af.
Terecht misschien."
Heb je ontzag
voor hem?
"Ontzag is niet mijn grote ding in het
leven. Vanaf het moment dat ik in Amsterdam arriveerde,
vond ik alles niks hier. Dat heb ik altijd lopen etaleren.
Wat me niet in dank werd afgenomen. Misschien is dat één
van de redenen geweest dat het voor mij zo lang duurde.
In Amsterdam werd Bergen gezien als een boerendorp en ik
als een boerenlul die z'n bek moest houden. Toen ik hier
binnenkwam, in '74, had je al die veelgeroemde gitaristen:
Jan de Hont, Jan Akkerman, Ferdy Karmelk. En ik had er
geen spat respect voor. Ze klonken mij allemaal
provinciaal in de oren."
Dat was een
vage tijd in de popmuziek.
"Nou, vooral de tijd vlak voor de punk.
Toen luisterde iedereen naar Steely Dan en Little Feat.
Saaie muzikantenmuziek."
Wel heel goed
gedaan.
"Goed gespeeld, goed opgenomen,
slechte liedjes, geen onderwerp, geen drijfkracht.
Waardeloos. Toen ben ik ook bijna gestopt. En toen kwam
de punk. In Nederland kreeg je toen The Tapes en The Nits.
En The Scene. Ik bedenk nu opeens: we zijn in de
eregalerie van de Nederlandse popmuziek van de Nieuwe
Revu opgenomen hè. Nu realiseer ik me dat The Nits daar
niet inzitten. Dat is wel een vergissing van de jury, dan."
Hoe paste
volgens jou The Scene in het muzikale plaatje van pal na
de punk?
"Ik hoorde er helemaal niet bij en was
continu jaloers en gefrustreerd. Ik wilde bij die
beweging horen. Ik ging elke avond naar Paradiso, waar je
die punkbands zag, maar ook The Police en The Jam."
Hoe oud was je
toen zelf?
"Dat was '79, toen was ik tegen de
dertig. Toen oud. Ik speelde eerst nog in een band die
een soort bluesrock speelde. Eric Clapton, Allman
Brothers, dat waren zo de namen waarover gepraat werd in
die groep. Dat was The Music Garden. Daarna begon met The
Scene een lijdensweg omdat ik wel zag wat het ongeveer
moest zijn, maar zelf had ik het talent ook niet helemaal.
De mensen in The Scene van toen hadden niks met elkaar.
Het was heel frustrerend want ik was de jongste, maar wel
degene die de lakens uit wilde delen. Ik was toen nog zo
naïef om te denken dat ik de bassist er van kon
overtuigen dat Rod Stewart kut was."
Oh? Zat het op
dat niveau?
"Ja. Van de oorspronkelijke bezetting
van The Scene ben alleen ik over. Het was natuurlijk niet
goed om het bij de oude kennissenkring te zoeken. Het
bracht toen ook niks teweeg. Ik bedoel maar: jij en ik
kennen elkaar al uit die tijd en toen werkte jij bij
Vinyl en toen was The Scene bij Vinyl gewoon een
verkeerde band.
Volgens mij
was jij gewoon niet zo goed te plaatsen.
"Het feit dat mensen nu plotseling
denken dat ik wel te plaatsen ben, komt alleen maar door
het succes. Maar ik zal nooit de plek opzoeken waar ik te
plaatsen ben. Jij bent voor mij ook niet te plaatsen. Dat
zijn toch uiteindelijk de mensen die het land drijvende
moeten houden?"
Je had bij The
Scene een visie over hoe het wel moest?
"Ja, dan ging ik met de bassist naar
Paradiso om te laten zien hoe het moest en dan deed hij
dat, maar dan speelde hij nog steeds Rod Stewart, alleen
anderhalf keer zo snel. En zelf deed ik dat ook. Je hebt
nu eenmaal van die maniertjes in de vingers gegroeid. Je
kunt mij in die tijd een beetje zien als die Engelse
gitarist waarmee het nu zo slecht schijnt te gaan: Chris
Spedding. Het schijnt dat hij was ingehuurd om de
gitaarstukken van The Sex Pistols op de plaat te doen.
Een beetje anoniem en toch weet iedereen wie hij is."
Kan je je het
eerste optreden van The Scene nog herinneren?
"Nee. Ik stond op het podium met een
band waarvan ik wist dat binnen een maand iedereen er
weer uit zou zijn. Dat was de sfeer van die tijd. Het
interesseerde me geen lor. Die voortdurende ontslagen.
Een kille atmosfeer. Die manier van werken is toentertijd
door Herman Brood en Vitesse geïntroduceerd. Het maakt
niet uit wie er in de band zit, als het circus maar
draait. Toen we debuteerden, kregen we van de VARA meteen
drie kwartier live-TV. Dus het begon wel aardig. We
hadden ook een plaat zelf gefinancierd. Toen hadden we
een reeks eigen beheersingles uit moeten brengen, dan was
er misschien iets gebeurd. Maar er was nooit geld voor
die singles. Iedereen wilde graag direct flappen
ontvangen na een optreden. Maar omdat we geen platen meer
maakten, liepen ook de optredens terug. Het ging echt
puur dom."
Je bent
begonnen als gitarist hé?
"Als kind begon ik als tekenaar. Zeker
in Bergen werd gedacht dat ik voorbestemd was om
kunstenaar te worden. Ik heb gelukkig net op tijd ontdekt
dat ik misschien wel een tekentalent van één op
honderdduizend heb, maar nooit een kunstenaar zou kunnen
worden. Met de gitaar is het begonnen toen ik The Beatles
hoorde over de radio. Gelijk verkocht. Ik heb niet het
talent wat zangers moeten hebben. Ik ben altijd weer
verbaasd als ik Barry Hay met een zonnebril op een TV-interview
zie doen. Ik zal nooit een zonnebril opzetten om een
kater te verbergen. Dat hoort bij de zanger, die moet
zorgen dat hij er goed uitziet. Met The Scene zijn er ook
veel experimenten geweest met zangers. Dat werkte alleen
nooit omdat de zangers ook graag de baas wilden zijn en
dat botste met mijn ambitie. Ik moet altijd botweg mijn
zin doordrijven in een band. Anders wordt de lijn troebel."
Het grote
succes kwam met de derde plaat, niet?
"Zo zie ik het niet. Ik zie 'Rij Rij
Rij' als ons echte debuut. Een fan van ons heeft eens de
eerste plaat en nog wat zeldzame opnames op twee CD's
laten zetten. Ik heb hem vreselijk hartelijk bedankt en
ik luister er nooit meer naar. Met 'Blauw' begon het te
marcheren. Dat je zekerheid begint te voelen van: dit is
goed."
Toen kon
Nederlandstalige rock opeens weer.
"Ja, op de vleugels van de Tröckener
Kecks en De Dijk kwamen wij mee. Met name Rick de Leeuw
van de Tröckener Kecks was ook erg bezig met Nederlandse
films. Naar 'De Vierde Man' moest ik kijken. 'Hoge
Hakken Echte Liefde'. Dat deed ik. En toen zag ik
dat dat best goed was.
Er was een
nationale opleving bij jullie? Wij zijn Nederlands en
daar zijn we trots op?
"In die club van de Kecks bijvoorbeeld
was dat heel zwaar. Je hebt dat nu weer. Ik heb een plaat
geproduceerd van Trio Bier. Die hoor je nu heel veel
praten over de verdiensten van Jeroen Brouwers als
schrijver."
Een beetje
ironisch dan toch wel?
"Nee, met het mes op tafel. En van de
accordeonist kreeg ik een bundel van Rutger Kopland als
cadeautje. Die zijn continu met vaderlandse cultuur bezig.
Voor mij beschamend want ik ben het eigenlijk nooit. Ik
lees wel eens een gedicht of een roman, maar niet
systematisch, zoals zij dat doen of zoals de Kecks dat
deden. Ik ben geen chauvinist voor het Nederlands. Het
gaat mij om het beste resultaat. De verstaanbaarheid is
altijd een terugkerend probleem geweest. Zeker voor
mensen als Frits Spits. Maar ik word dan altijd heel
koppig. Ik heb vanaf mijn geboorte nu eenmaal een
verkeerd gebit zodat ik binnensmonds praat. En zo zing ik
dus ook. Bovendien ben ik niet extrovert dus dat draagt
er ook nog aan bij. Mompelen is mijn ding. Ik heb er
Frits Spits zelf nog wel eens mee om de oren geslagen dat
Marlon Brando z'n leven lang mompelde. James Dean zelfde
verhaal. Waarom moet ik dan plotseling articuleren?"
Ik vind het
wel prettig als ik het niet zo kan volgen.
"Dan ben je een uitzondering. Je wilt
lawaai horen en daarin de tekst. Dan zitten we op één
lijn, maar dat is niet de algemeen geldende lijn.
Verstaanbaarheid, verstaanbaarheid en nog eens
verstaanbaarheid. Behalve als je in dialect zingt.
Normaal, Rowwen Hèze. Dan is het plotseling geen
probleem."
Wat vind jij
nu in Nederland groepen die belangrijk zijn geweest?
"Ik ben onlangs met een vriend naar
Frankrijk gereden en die zat in een clubje waar ze een
Nederpopquiz deden. Dat ging tot aan de meest obscure
opnames. Duwde hij een cassette erin, raad eens wat dat
is. Een groep die me echt verbaasde, zonder enig
voorbehoud mooi, waren de Ro-d-ys, uit Groningen."
Nooit van
gehoord.
"Zestiger jaren groep. Geweldig. Een
band die in die tijd erg geroemd werd. Q65 vond ik bij
herluistering helemaal niks. De Golden Earring
daarentegen, dat zat er altijd al in. En mijn favoriet
van toen bleef volkomen overeind staan: Cuby & The
Blizzards."
Waar luister
je thuis naar?
"Nergens naar. Alleen klassiek. Nou,
twee platen die ik wel draai zijn de laatste van PJ
Harvey en The Smashing Pumpkins. Ik kan niet meer
onbevangen luisteren. Platen van ons draai ik ook nooit.
Ik heb een keer het verhaal gehoord van een zanger die
daarop kickte. Die midden op de dansvloer z'n eigen hit
ging dansen."
Wie was dat?
"Van The Soul Sisters, Paul de Ville.
Op een lege dansvloer. Dat vind ik echt onvoorstelbaar.
Op feestjes wil ik nog wel eens voor DJ spelen. Als je
bij een stel komt, man en vrouw, is meestal de
platencollectie gescheiden. Ik put dan alleen maar uit de
collectie van de vrouw. De dansmuziek en de domme hits.
Waar wij muzikanten op neerkijken, maar op zo'n avond is
't de beste muziek."
De
housebeweging kwam tegelijk met The Scene op.
"Rockmuziek streeft altijd naar meer
en meer power. Meer power dan die computersamples is er
niet. Geen drummer kan daar tegenop. Rappen is het
eindstation van zingen. Dat klinkt heavier dan de zanger
van AC/DC. Dat bedoel ik niet negatief of positief. Al
doet rapmuziek mij weinig of niets."
'Otto's
Imperium' is eigenlijk een rap.
"Als je het zo wilt zien. Het is
gesproken. Ik noem het zelf eerder een beetje ouderwets:
parlando. Ik heb niet het gevoel dat de rock door de
house opzij geschoven is. U2 en Sting, daar vul je een
stadion mee, maar met houseacts doe je dat niet. Al denk
ik wel dat als ik nu met The Scene in de situatie van
tien jaar geleden had gezeten, dat er een probleem was.
We hebben wel eens meegemaakt dat we in zo'n heel groot
jongerencentrum speelden en dat er in de bovenzaal zo'n
sex-house-strip-act was. Wij hadden beneden de kleedkamer
en boven het podium en die meisjes hadden boven de
kleedkamer en beneden het podium. Dat kruiste elkaar de
hele tijd. Liepen zij daar half naakt in wat leren
riempjes en met een plastic zak gevuld met een dildo en
een slagroomspuit. Erg grappig natuurlijk."
Wat voor
publiek trekt The Scene?
"In de leeftijd van twintig tot
vijftig. Vrij casual. Het is niet één groep. We hebben
niet een Keckspubliek en niet een Dijkpubliek, maar wat
het wel is weet ik niet. Onze merchandise-man, dat is een
neefje van de drummer van De Dijk, klaagt altijd dat er
bij De Dijk veel meer mooie meiden komen. Wat hij daar
precies mee bedoelt weet ik niet, maar ik vermoed in een
leeftijdsgroep van 25. Bij ons komen eerder vrouwen die
de dertig zijn gepasseerd. Wat ik persoonlijk mooier vind.
Maar er staan bij ons soms ook punky types vooraan. Maar
ja, je zei al dat ik niet te vangen was, dus mijn publiek
dan ook niet. Het lied 'Iedereen Is Van De Wereld', dat
is nu het lijflied van de antiracistische beweging
geworden, maar ik heb het geschreven toen ik een avondje
bij de Tröckener Kecks was en die vraag aan mezelf
stelde: wat voor publiek is dit? En me toen realiseerde
dat dit allemaal mensen waren die bij geen enkele club
konden horen. En die ook niets met elkaar te maken hebben.
Vandaar ook die zin: dit is voor de misfits die je
her en der alleen ziet staan. Wij heffen allemaal
onze aanstekers voor 2 Unlimited, zoiets was er totaal
niet aan de hand."
Hoe lang denk
je nog door te gaan?
"Zolang God het geeft. Ik voel wel
rare verschuivingen binnen mezelf. Als ik het gevoel
krijg dat ik binnen een geplande agenda mijn rijtje moet
doen, wil ik daar meer en meer tegenin gaan. Als er
twintig interviews gepland staan en er zit er eentje bij
die me niet leuk lijkt en ik moet dat doen omdat dat
professioneel zou zijn, doe ik het liever niet, eigenlijk.
Mijn idee van optredens begint ook te veranderen. Dat was
vroeger een ding dat je deed, ongeacht waar je
terechtkomt. Ik begin nu toch wel meer te denken: ik wil
eigenlijk alleen maar optredens doen waar voor iedereen
die aanwezig is, van publiek tot aan de crew, wat te
halen is. Ik begin steeds minder professioneel te worden
wat dat betreft." «
[Media]
|