DE PRULLENMAND MOET ALTIJD OPENSTAAN
MUSIC MAKER Jaap van Eik, juni 1998 'Arena' uit 1996 deed het al niet al te denderend, de '2 Meter Sessie' van vorig jaar wat beter. Het wordt spannend voor The Scene. Na een periode van herbezinning verscheen 'Marlene', een opmerkelijke plaat met veel ruimte voor een Belgisch strijkkwartet. De nieuwe langspeler van The Scene begint verrassend met een pittig stukje flamencogitaar, gespeeld door Eric Vaarzon Morel. "Zijn vrouw is een collega van mijn vrouw", verklaart Thé Lau. "We kwamen elkaar een keer in het Vondelpark tegen en kregen toen het idee om samen eens iets te doen. Meestal komt er dan weinig van terecht, maar wij zijn op een dag gewoon wat gaan spelen. En dat ging eigenlijk best leuk, wat ik helemaal niet verwacht had. Hij zit natuurlijk enorm in dat flamenco-idioom en is zó technisch dat ik er aanvankelijk een beetje beschroomd bij zat met mijn plectrum. Toch gebeurde er na een tijdje iets tussen ons. Ik had toevallig dat nummer liggen en dacht: als ik hem nu vraag om over de akkoorden heen te spelen. Dus hij heeft iets van acht sporen gesoleerd. Hoewel het stuk niet zo lang is en eigenlijk niet voor de plaat bestemd was, vond ik het te leuk om er niets mee te doen." Het is niet het enige opmerkelijke aan de CD 'Marlene'. Er staan strijkers op, drummer Jeroen Booy heeft drumles genomen, Thé Lau zelf vergrootte zijn vocale vaardigheden én verving de elektrische Gibson SG door een akoestische gitaar. Wat is er aan de hand? "Ik ben me af gaan vragen wat ik nu eigenlijk kon", antwoordt de zanger/gitarist/componist bondig. "Voor de meeste popmuzikanten is de conclusie dan: ik kan wel veel, maar van alles een beetje. Nou, we hebben een nieuwe toetsenist in Dante Oei. Die jongen is klassiek geschoold en kan gewoon Mozart, Beethoven, Satie en Chopin spelen. Dat heeft me een beetje aan het denken gezet, want ik ben toch een soort Franse slag gitarist. En wat ook een grote rol speelde, in al die optredens in feesttenten was de groep gewoon een showband geworden. In het begin maak je nog muziek, maar op een bepaald moment ben je een live draaiende jukebox met als enig verschil dat je zelf de volgorde van de liedjes mag bepalen. Bovendien zijn we steeds harder gaan spelen om het lawaai van het publiek te overstemmen. Dat wil ik niet meer. Ik kan niet langer leven met een optreedvolume waarbij ik mezelf niet kan horen. Vreselijk. Gebaar naar de zijkant: ik wil meer! En vanaf daar hulpeloos schouderophalen: kan niet, het is op!" Hij maakt een vergelijking met de wielrennerij. "We werden een roestig circus, een soort wielerploeg waarin niemand meer geloofde. Zelfs een stevige doping is bij wijze van spreken niet voldoende om het clubje de berg op te krijgen. Zo ging het ook met die optredens. Je raakt een beetje afgestompt. In het begin klamp je je nog vast aan die 400 fans die er zijn en negeer je de 1200 brullende bierlurkers. Maar op een gegeven moment kom je tot de conclusie dat het weinig meer met muziek maken van doen heeft. Het plezier moest weer terugkomen. Zo ben ik theateroptredens gaan doen. Eerst met Willem Ennes op piano, later met Dante. Ineens hoorde ik mezelf zingen, maar erg tevreden was ik er niet over. Hetzelfde gold voor mijn gitaarspel. Het was wel erg slordig geworden, hoor. Dus stonden we ook als band voor de keuze: of we draaien door in een bepaalde groef, of we proberen beter te worden. Dan hadden we nog een bezettingswisseling, wat er ook altijd stevig inhakt. We kregen een nieuwe jongen van 24, die in technisch opzicht de hele band ontstijgt. Nou ja, iedereen is zeg maar aan het werk gegaan. Dat heeft er bijvoorbeeld in geresulteerd dat op de nieuwe plaat alles van tevoren helemaal gearrangeerd is. Nooit eerder gebeurd." NUL DISCUSSIE Hetgeen niet wil zeggen dat de muzikale scribent zijn composities geheel alleen uitwerkt en aansluitend bij zijn groepsleden als definitieve versie deponeert. Thé Lau stopt op het moment dat hij het refrein heeft, een couplet en een vaag idee van hoe lang het betreffende stuk ongeveer moet worden. Dan gaat hij ermee de oefenruimte in, speelt het met de band en zet het op acht sporen. Vervolgens luistert hij er thuis naar en schrijft hij de rest van de tekst. "Maar ik schrijf alleen als we aan een plaat beginnen. Ik ben geen liedjesfabriek. Het begin is altijd vreselijk. Het ene idee is naar mijn gevoel nog beroerder dan het andere. Ik heb nog demo's van de eerste repetities. Als ik er achteraf naar luister is het een wonder dat er een nieuwe plaat is gekomen. Maar ja, zoiets groeit gaandeweg. Weet je wat een probleem is? Als je een goed refrein hebt en de tekst loopt niet. Als het allemaal te bedacht klinkt bijvoorbeeld. De melodie, de timing en de klemtonen staan vast en de woorden sluiten niet aan. Soms kom ik eruit, soms moet ik alles weggooien. Maar mijn idee is altijd geweest: na alles wat je bedenkt komt een volgende stap met iets beters. Ik ben niet zo bewaarzuchtig. De prullenmand moet altijd wijd openstaan, vind ik." In één moeite door vertelt hij over zijn ervaringen met de vier klassieke strijkers van het BRT-orkest. Een heel andere discipline waarvan hij met veel respect kennisnam. "Ik was verbijsterd", zegt Thé terwijl hij nog eens inschenkt. "We hadden een heel plan gemaakt. Elk nummer in een ruimte boven de studio repeteren en dan naar beneden voor de opnamen. Die mensen waren volkomen verbaasd. Repeteren? Hoezo? Laten we maar gewoon aan het werk gaan. Ze gaan in de studio zitten en kijken de partituren door. De eerste violist zegt een keer: ja, met z'n allen maat 38. Ja? Ah, zo zit dat. Start de band maar. Hadden ze het nummer nog nooit gehoord. Ik zat de eerste keer: dat kan niet, bestaat niet dat 't goed gaat. En ja hoor. En wilt u heb gedubt hebben? Goed hoor. Nog een keer? Foutloos. Zo acht keer achter elkaar. De enige tijd die het je kost is de lengte van het liedje en het terugspoelen van de band. Maar er zijn ook dingen die ze niet kunnen. Ritmisch voel ik me geen spat minder." SLANK [Media] |