DE KLEINE, STILLE STRIJD TEGEN OPPERVLAKKIGHEID

DE MORGEN (B) Bart Steenhout, mei 1998

Thé Lau (1998)Het klinkt raar, maar ik ben bang van Thé Lau. Telkens als er een plaat van The Scene verschijnt, pakt de zanger uit met songs die haarscherp verwoorden wat in me omgaat. Het kan haast niet anders of hij luistert mijn telefoongesprekken af, snuffelt in mijn dagboeken en spookt als een geest door mijn flat. Geen gedachte is hem ontgaan; elk detail heeft hij onverbiddelijk opgetekend. Ook tijdens het beluisteren van 'Marlene', inmiddels de negende CD van het Amsterdamse gezelschap, breekt het angstzweet me geregeld uit.

Vanzelfsprekend heeft Thé Lau wel wat beters te doen dan zich in te laten met het privé-leven van onbekenden, maar het zegt wel wat over zijn capaciteiten als songschrijver, als hij zulke paranoïde gevoelens weet los te weken. Sinds The Scene tien jaar geleden doorbrak met 'Rij Rij Rij', maakt de zanger er een punt van om persoonlijke emoties op een erg herkenbare wijze in teksten om te zetten. 'Marlene' laat op dit vlak opnieuw een markante evolutie zien. Een nummer als 'De Geest' geeft te kennen dat hij steeds dieper in zichzelf graaft op zoek naar De Perfecte Song ('ik ken die stiltes al te goed / dat zwijgen dat maar duurt / die blik van holle treurigheid / die in de verte tuurt / en ik weet niet wat liefde is / en wie of het verdient / dat er over liefde wordt gesproken / misschien is wat ik weet niet meer dan dit alleen'). Zijn overdenkingen blijven ook zonder muziek overeind. Een zin van Thé Lau is doorgaans scherper dan het lemmet van een Zwitsers zakmes. Hij slaat je met verstomming, confronteert je met de nietigheid van het bestaan. Het is een talent waar slechts weinig songschrijvers mee behept zijn, of ze zouden Bob Dylan moeten heten. Waar het de muzikale omlijsting betreft, verkent The Scene op 'Marlene' nieuwe muzikale invalshoeken. Door toedoen van de nieuwe, klassiek geschoolde keyboardspeler Dante Oei, experimenteert de groep dit keer veelvuldig met strijkers, cello's en akoestische gitaren, wat niet wil zeggen dat het totaalgeluid softer is geworden.

In de 'Rotonde' van de Brusselse 'Botanique', waar het vijftal maandagavond een exclusief optreden gaf, viel van die koerswijziging overigens nauwelijks wat te merken. Het feit dat The Scene het zonder strijkers moest stellen, zal daar wel niet vreemd aan zijn geweest. Ondanks de hitte in de overvolle ruimte speelden de Nederlanders een dynamische set en lieten ze er weinig twijfel over bestaan dat minstens de helft van 'Marlene' tot het beste behoort van wat ze in hun lange carrière hebben verwezenlijkt. De gelijknamige single groeit nog bij elke beluistering en de rauwe, hese stem van Lau injecteerde de song live met een flinke dosis soul. Soms, zoals tijdens de statige pianoballad 'Horizon' en de in opdracht van de Partij van de Arbeid geschreven song 'Rode Aarde', opteerden de muzikanten voor een vrij kale inkleding, waardoor de songs aan zeggingskracht winnen. Elders bedacht Dante Oei pianoriedels die schijnbaar tegen de gang van de nummers indruisten, maar er op één of andere manier toch bij schijnen te passen. Toen moesten de échte hoogtepunten nog komen. 'Kleine Stille Strijd' was een rake observatie over hoe men aan een relatie moet werken om ze levensvatbaar te houden en gedurende het monumentale 'Wees Welkom' ('langzaam gaan de lampen aan / wees welkom in mijn hart') toonden de muzikanten zich volledig vergroeid met hun bas, piano, gitaar of drums. De instrumenten maakten net zozeer deel uit van hun lichaam als armen, benen, ogen en oren. Op dat moment wist ik het zeker: zolang er mensen bestaan die leven op gevoel, zullen ze behoefte hebben aan een groep als The Scene. «


[Media]